Het Pereboom-Leijser-orgel in de kerk te Viversel Het pijporgel in de kerk van Viversel is gerestaureerd en staat deze dagen in de belangstelling. Daarom willen we enkele bijzonderheden vermelden over de historiek, de orgelbouwers, het instrument en het restauratieproject. Historiek van het orgel Op 18 maart 1870 werd Franciscus Grisar aangesteld tot pastoor te Viversel. Zijn nieuwe kerk had geen orgel en dat vond hij maar niks. Hij bestelde meteen een koninklijk instrument bij Pereboom & Leijser te Maastricht. Het mocht echter niet te duur zijn. Pereboom kwam naar Viversel en bereikte een akkoord om een goed orgel te bouwen tegen een aanvaardbare prijs. Op 11 september 1870 schreef Pereboom naar de pastoor dat men aan het orgel werkte en hij nodigde hem zelfs uit voor een bezoek. Pereboom deed tevens het voorstel om het register Viola di Gamba dat 44 pijpen telde, met twaalf pijpen uit te breiden. Door de aanpassing zou “het instrument voller van toon en de grondspelen krachtiger zijn”. Dat betekende wel een meerprijs van 160 fr waardoor de eindsom op 2760 fr kwam. De pastoor ging akkoord en rekende op zijn parochianen om de betaling mogelijk te maken. Nog geen jaar na de bestelling was het orgel klaar. Het werd in januari 1871 via het treinspoor naar Hasselt vervoerd en daarna met paard en kar naar Viversel gebracht. Volgens het contract waren “de transportkosten, of het afhalen op de statie te Hasselt van het orgelwerk, alsook het terugvoeren van de ledige kisten, gediend hebbende ter inpakking voor rekening van de kerkfabriek”. Er stond eveneens vermeld: “het kerkbestuur zal de orgelmakers of hunne werklieden kost en logement verschaffen bij het plaatsen der orgel te Viverselle”. De Maastrichtse decoratieschilder D. Deliège schilderde het orgel en ontving hiervoor 30 fr. Op de achterzijde van de orgellessenaar schreef hij in potlood: “Laudate Domino in Chordis et Organo” (Looft de Heer met snarenspel en orgel). Pereboom kwam de volgende drie jaren het orgel nog stemmen en onderhouden. Nadien werden organist F. Cuppens en hulporganist J. Moors bekwaam geacht die karwei op te knappen. Vervolgens deed men in 1906 en 1908 een beroep op H. Vandenholt uit Beverst en omstreeks 1920 op pater Quirinus uit Hasselt. Dan werd het stil aan het orgelfront en bleef men in het ongewisse wie bepaalde ingrepen uitvoerde. Bij de orgelrestauratie in 1965 verving E. Verschueren uit Tongeren de flûte traversière door een quint ²/3. In het toenmalige orgellandschap ging de aandacht meer naar het neobarokke klankbeeld dan naar de conservering van het oorspronkelijk historische materiaal. Verschueren plaatste toen eveneens een nieuw eiken pedaal met een tessituur van C tot h. Na die restauratie werd het orgel nog enkele jaren gestemd en onderhouden door Verschueren en Aerts-Castrel. Een beknopte beschrijving van de koning van de instrumenten Het orgel fascineert door de vernuftige technische opbouw en de artistieke vormgeving. Het bestaat uit een groot aantal onderdelen die elk hun functie vervullen. De windvoorziening en de windlade De klankrijkdom die uit het pijpenkoor stroomt is alleen mogelijk wanneer uit de blaasbalg voldoende wind komt die via de windlade over de pijpen wordt verdeeld. De blaasbalg is de long en de windlade het hart van het orgel. Tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw zorgden orgeltrappers voor de windvoorziening. Door de plaatsing van een elektro-ventilator werd hun werk overbodig. Een restant van deze trapinstallatie staat nog achter het orgel. De tractuur Dit deel van het orgel zorgt voor de bediening van de verschillende registers en de toetsbeweging. Ons orgel met mechanische tractuur en sleeplade heeft één klavier en aangehangen pedaal. Het telt slechts negen registers die elk hun eigen klankkleur hebben: montre 8’, prestant 8’, bourdon 8’, viola di gamba 8’, flûte traversière 8’, flûte 4’, doublette 2, fourniture II, trompette B/H 8’. Het pijpwerk Vooraan in het orgelfront prijken de zacht glimmende pijpen. In de orgelkast staat nog een leger van metalen en houten pijpen opgesteld. Samen vormen die 535 pijpen de klankbron en bepalen zij het specifiek karakter van het instrument. De toonhoogte is afhankelijk van de pijpgrootte en wordt uitgedrukt in een oude lengtemaat, de voet, die ongeveer 30 cm meet. Het betekent dat de grootste pijp van een 8 voet (8’) register ongeveer 240 cm meet. In het verleden is het pijporgel niet altijd zorgvuldig behandeld. Vooral de frontpijpen kregen heel wat te verduren. IJverige schilders bedeelden ze vaak met een gulle portie verf. Het balustradeorgel Het orgel staat opgesteld in de balustrade en heeft een onderkast waarop de bovenkast rust. Het vijfdelige vlakke orgelfront in de rondbogenstijl oogt fraai met het pijpwerk. Loofwerk met druivenranken omkranst het middenveld en neogotische ornamenten sieren het dak van de zijvelden. De abstracte panelen, in 1974 aangebracht, werden bij de restauratie verwijderd. De orgelbouwers Pereboom en Leijser In de tweede helft van het negentiende-eeuwse orgellandschap in onze contreien verwierf het duo Pereboom en Leijser een stevige reputatie. Zij hadden zich in Maastricht gevestigd en bouwden meer dan tweehonderd orgels in de beide Limburgen en een deel van de provincie Luik. Hun degelijke werkstukken blijven nog steeds organisten en liefhebbers bekoren. Het restauratieproject, een werk van lange adem Vanaf 1977 werd het jaarlijkse onderhoud toevertrouwd aan orgelbouwer Marc Nagels. Door zijn vakkundig werk bleef het orgel goed functioneren. Hij kon echter niet beletten dat er ernstige schade aan de pijpen kwam. Ook de slijtage aan de mechanische onderdelen bleef niet onopgemerkt. De diocesane orgelcommissie onderzocht het orgel en drong aan op een grondige revisie. Hiervoor was veel geld nodig. De kerkraad nam toen het lofwaardig initiatief om A. Fauconnier, erfgoedconsulent bij de Vlaamse Gemeenschap, uit te nodigen voor een bespreking van de orgelsituatie. Het positief contact leidde nadien naar een openbaar onderzoek om het orgel te beschermen. Het was de voorwaarde om subsidies van overheidswege te bekomen. Op 07.07.2002 werd het orgel beschermd als monument. Nu kon de kerkraad beginnen aan het omvangrijke restauratiedossier. Het archiefonderzoek, de gedetailleerde studie van het instrument, het opsporen van defecten en de samenstelling van het lastenboek door orgeladviseur M. Lemmens, later opgevolgd door D.J.K. Zweers, kreeg na een lange weg de goedkeuring van de Vlaamse Gemeenschap. Restauratiewerken De uitvoering van de werken kwam in handen van orgelbouwer Schumacher. In 2010 werd het orgel gedemonteerd en overgebracht naar zijn atelier te Eupen. Daar gebeurde de zorgvuldige restauratie van de windlade, de blaasbalg, de pijpen en het nazicht van alle onderdelen. Tevens werd de quint ²/3 vervangen door de oorspronkelijke flûte traversière en het pedaal aangepast. Functie van het orgel Het begeleiden van de zang tijdens de liturgische diensten is de belangrijkste functie van het kerkelijk instrument. Het nodigt uit, ondersteunt en houdt de zang in goede banen. Naast die dynamische begeleidingsrol is het orgel bij uitstek geschikt om als solo-instrument concerterend een bijzondere sfeer en luister te verschaffen tijdens de stille momenten. Een uitnodiging Meer dan twee jaar bleven de orgelpijpen sprakeloos. Tijdens het weekend van 15 en 16 november 2014 laten ze opnieuw een rijk geschakeerd klankpalet horen. ’s Zaterdags zal vicaris Augustin Champagne het orgel inwijden tijdens de eucharistieviering om 18 u en zondag 16 november om 15 u wordt het orgel feestelijk ingespeeld. De gerenommeerde organisten Joost Termont en Denis Roosen zullen een gevarieerd programma vertolken met orgelwerken van o.a. J.S. Bach, A. Meulemans en F. Peeters. Iedereen is hartelijk welkom. Fons Aerts