Lernwortschatz B1 – Deutsch-Niederländisch

Schoter Scholengemeenschap/Hueber Verlag
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3
Lernwortschatz B1 - Deutsch-Niederländisch
drs. H.Fein
2011
Sportweg 9, NL-2024 CN Haarlem / D-85737 Ismaning
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Wortliste nach Lektionsseiten
Seite
Page | 1
Lektion 37 – Kommunikation
Lektion 38 – Kulturen
Lektion 39 – Kunst
Lektion 40 – Literatur
Lektion 41 – Generationen
Lektion 42 – Zukunft
Lektion 43 – Wissenschaft und Technik
Lektion 44 – Konsum
Lektion 45 – Helden und Vorbilder
Lektion 46 – Politik
Lektion 47 – Freundschaften
Lektion 48 – Gefühle
4
10
17
27
35
42
50
55
60
65
70
74
Liebe SchülerInnen,
ihr werdet in diesem Jahr wieder sehr viele neue Wörter kennenlernen. Darum noch einmal
auf den nächsten beiden Seiten zur Erinnerung die Tipps, die euch Fachleute1 geben.
Viel Erfolg wünscht euch
Frau Fein
1
Jan-Arjen Mondria, Mythen over vocabulaireverwerving, in: Levende Talen Tijdschrift blz. 3-11, Jaargang 7, nr.
4, 2006
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
1. Der Handcomputer
De handcomputer is een kaartenbak met woordkaartjes met een uitgekiend herhaalsysteem.
Deze kaartenbak (dat kan gewoon een schoenendoos zijn) is verdeeld in vijf vakjes die steeds
groter worden (resp. 1, 2, 5, 8 en 14 cm diep). Een andere mogelijkheid is dat je een serie
van vijf audiocassettedoosjes neemt, maar dan worden de vakjes niet steeds groter. Voor- Page | 2
deel is wel dat je ze makkelijker mee kunt nemen.
Hoe werk je met de handcomputer? Elk woord dat je wilt leren, zet je op een kaartje: het
vreemdtalige woord op de ene kant, de vertaling op de andere kant (bij voorkeur in een
andere kleur zodat meteen duidelijk is wat voor- en achterzijde is). Je plaatst de kaartjes in
vak 1 (maximaal 30-40 kaartjes), en gaat ze doornemen. Wat je ervan kent, schuif je door
naar vak 2; wat je niet kent, plaats je weer achterin vak 1. Wanneer er nog maar een paar
woorden over zijn in vak 1, vul je het vak weer aan met 30-40 nieuwe woorden, en kun je
weer gaan doornemen en doorschuiven. Als je dit enkele malen herhaald hebt, raakt vak 2
vol, en wordt het tijd om de woorden in vak 2 te herhalen: wat je nog kent, gaat naar vak 3;
wat je niet onmiddellijk meer kent, gaat terug achterin vak 1. Zo ruim je ongeveer een vinger
breed leeg van vak 2. Dit is meteen het principe van de handcomputer in een notendop:
‘gekend’ mag door naar het volgende vak; ‘niet gekend / niet meer gekend’ moet terug naar
vak 1.
Na enige tijd zullen ook de vakken 3 en 4 vol raken, en dan volg je dezelfde werkwijze als bij
vak 2. Wanneer uiteindelijk ook vak 5 volraakt en ook daar geruimd moet worden, kun je in
principe de kaartjes weggooien als je ze nog kent: je hebt ze dan immers zo vaak gezien, en
bovendien zo gespreid in de tijd, dat je ze nu echt kent. Een andere mogelijkheid is dat je
werkt met een vak 5 dat zo groot is dat je niet hoeft te ruimen. In dat geval kun je de
kaartjes gewoon bewaren, en trek je er af en toe een steekproef van tien kaartjes uit om te
zien of je de woorden nog kent. Op deze manier bevat vak 5 dus je totale woordenkennis!
2. Mythen, feiten en adviezen over vocabulaireverwerving
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Page | 3
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 37: Kommunikation
Seite 10
die Kommunikation
das Wortfeld, die +er
das Paket, die +e
das Päckchen, die =
das Telefonbuch, die +bücher
der Anrufbeantworter, die =
das Faxgerät, die +e
die Telefonzelle, die +n
die Telefonkarte, die +n
der Rechner, die =
die Webcam, die +s
das Headset, die +s
etwas zusammenstellen:
du stellst etwas zusammen, stelltest etwas
zusammen, hast etwas zusammengestellt
de communicatie
het woordveld
het pakket
het pakje
het telefoonboek
het antwoordapparaat
de fax
de telefooncel
de telefoonkaart
de computer
de webcam
de headset
samenstellen
ab und zu
mehrmals
sich verabreden (mit +3):
du verabredest dich mit mir, du verabredetest dich
mit ihm, du hast dich mit uns verabredet
die Bestellung, die +en
etwas aufgeben:
du gibst es auf, gabst es auf, hast es aufgegeben
van tijd tot tijd, af en toe, soms
meerdere malen
afspreken
bilden:
du bildest, bildetest, hast gebildet
die Geburtstagskarte, die +n
der Nebensatz, die +sätze
Seite 11
vorkommen:
es kommt vor, kam vor, ist vorgekommen
die Angabe, die +n
verwandt
der Verwandte, die +n
drauflos schreiben:
er schreibt drauflos, schrieb drauflos, hat drauflos
geschrieben
vormen
das Gefühl, die +e
die Aussage, die +n
ein Gespräch führen:
er führt ein G. führte ein G., hat ein G. geführt
de emotie
de informatie, mededeling
een gesprek voeren
die Schulfreundin, die +nen
der Notfall, die +fälle
der Ehemann, die +männer
der Krieg, die +e
de schoolvriendin
het noodgeval
de echtgenoot
de oorlog
de bestelling, order
opgeven, ermee stoppen
de verjaardagskaart
de bijzin
gebeuren
de specificatie
verwant
mannelijk lid van de familie
erop los schrijven, zonder veel na te denken
beginnen met schrijven
Page | 4
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
seit
sowjetisch
die Kriegsgefangenschaft
vor
der Liebesbrief, die +e
der Anruf, die +e
sich bedanken:
du bedankst dich, er bedankte sich, wir haben uns
bedankt
sinds
Sovjetde krijgsgevangenschap
voor
de liefdesbrief
het telefoontje
bedanken
seit wann
Seite 12
die Dativergänzung, die +en
die Akkusativergänzung, die +en
das Objekt, die +e
der Beispielsatz, die +sätze
das Parfüm, die +s
einzeln
dazu
denen
das Tabuwort, die +wörter
erraten:
er errät, erriet, hat erraten
kleben:
es klebt, klebte, hat geklebt
darauf
die Briefmarke, die +n
senden:
du sendest, sandtest/sendetest, hast
gesandt/gesendet
Seite 13
vernetzt
das Skypen
das Online-Netzwerk, die +e
der Chatroom, die +s
der Instant-Messenger, die =
das Multi-User-Spiel, die +e
der Begriff, die +e
das Facebook
das Schülerverzeichnis, die +se
das Twitter
chatten:
er chattet, chattete, hat gechattet
privat, privater, am privatesten
das Telefonieren
das Festnetz, die +e
die Notiz, die +en
die Pinnwand, die +wände
die Datei, die +en
verschicken:
er verschickt, verschickte, hat verschickt
sinds wanneer
het zinsdeel in de 3de naamval
het zinsdeel in de 4de naamval
het object; lijdend vw
de voorbeeldzin
het parfum
individueel, afzonderlijk
hiervoor, daarvoor; erbij
aan wie
het taboe woord
raden
plakken
hierop, daarop
de postzegel
(ver)sturen
gekoppeld aan een netwerk
skypen (m.b.v. het online-tool Skype bellen)
het online netwerk
de chatruimte
de instant messenger
het multi-user spel
de term, het begrip
het Facebook
de studentenlijst
de Twitter
“praten” in een chatruimte, chatten
privé
het (op)bellen
het vaste telefoonnetwerk
de aantekening, notitie
het prikbord
het databestand
versturen
Page | 5
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Profil, die +e
live
gestalten:
du gestaltest, gestaltetest, hast gestaltet
der Bekannte, die +n
Seite 14
die Kommunikationsform, die +en
sich über (+4) etwas äußern:
er äußert sich über dich, äußerte sich über euch, hat
sich über uns geäußert
die Vermutung, die +en
die Rangliste, die +en
online
vermuten:
ich vermute, du vermutetest, er hat vermutet
annehmen:
du nimmst an, nahmst an, hast angenommen
das Redemittel, die =
das Kärtchen, die =
der Abschnitt, die +e
der Unterschied, die +e
die Internetnutzung
die JIM-Studie, die +n
die Forschung, die +en
der Medienpädagogische Forschungsverbund
Südwest
vorliegen:
es liegt vor, lag vor, hat vorgelegen
das Verhalten
das Medienverhalten
das Freizeitverhalten
das Viertel, die =
besitzen:
du besitzt, besaßt, hast besessen
die Hälfte, die +n
von ... aus
der Zugang, die Zugänge
der Internetzugang, die +zugänge
durchnittlich
über
gelten: das gilt, galt, hat gegolten
het profiel
live
vormen
das Netz, die +e
kommunizieren (mit +3):
er kommuniziert mit mir, kommunizierte mit dir, hat
mit euch kommuniziert
restlich
sich verteilen (über +4):
du verteilst etwas über ..., verteiltest es über ..., hast
über ... verteilt
het netwerk; het net
communiceren
de bekende (M)
Page | 6
de communicatievorm
zich uiten, iets zeggen
het vermoeden, de verdenking
de ranglijst
online
verdenken, vermoeden
accepteren; veronderstellen
taalmateriaal, zinnen, chuncks
het kaartje
de alinea
het verschil
het gebruik van internet
het JIM-onderzoek
het wetenschappelijk onderzoek
het onderzoeksinstituut/-verbond m.b.t.
media-educatie Zuidwest
ter beschikking staan
het gedrag
het mediagedrag
het vrije-tijds gedrag
het kwart(aal); de buurt
hebben, bezitten
de helft
van….uit
toegang
internettoegang
gemiddeld
over (+4); boven (+3)
van toepassing zijn, gelden
resterend
verspreiden, verdelen
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
gleichmäßig, gleichmäßiger, am gleichmäßigsten
die Unterhaltung
sich austauschen:
wir tauschen uns aus, tauschten uns aus, haben uns
ausgetauscht
gleichzeitig
sich einloggen:
du loggst dich ein, loggtest dich ein, hast dich
eingeloggt
das Zehntel, die =
vertreten:
er vertritt ihn, sie vertrat mich, ihr habt uns
vertreten
der Abstand, die Abstände
fahren:
er fährt, fuhr, ist gefahren
die Bedeutung, die +en
der Vorsprung, die Vorsprünge
das Kooperationsprojekt, die +e
das Bundesland, die +länder
Baden-Württemberg
Rheinland-Pfalz
erheben:
du erhebst, erhobst, hast erhoben
etwas dokumentieren:
er dokumentiert, dokumentierte, hat dokumentiert
etwas verbreiten:
sie verbreitet, verbreitete, hat verbreitet
die Daten (MZ)
die Mediennutzung
die Gewohnheit, die +en
Seite 15
gesamt
der Ausdruck, die Ausdrücke
die Prozentzahl, die +en
jemanden überraschen:
er überrascht mich, überraschte euch, hat uns
überrascht
gelijkmatig
het vermaak, entertainment
uitwisselen, met elkaar overleggen, van
gedachten wisselen
tegelijkertijd
inloggen
het tiende deel
vertegenwoordigen, de plaats vervangen
de afstand
varen, rijden
de betekenis
de rand;de voorsprong (in tijd, ruimte)
het samenwerkingsproject
het bondsland, de deelstaat
Baden-Württemberg
Rijnland-Palts
verhogen; omhoog komen, opstaan;
opleggen, eisen (b.v. belasting)
documenteren
verspreiden
de gegevens, de data
het gebruik van media
de gewoonte
totaal, in het geheel
de expressie, uiting; de uitdrukking, de
gezegde
het percentage
iemand verrassen
sich wundern (über +4):
er wundert sich über sie, sie wunderte sich über ihn,
wir haben uns über euch gewundert
zich verbazen over
seltsam, seltsamer, am seltsamsten
Seite 16
das Surfen
die Plattform, die +en
das Web
der Web-Test, die +s
die Sicherheit, die +en
zeldzaam, bijzonder; vreemd, merkwaardig
het surfen
het platform; het eiland
het web
de web-test
zekerheid, veiligheid
Page | 7
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Webtyp, die +en
hochladen:
du lädst hoch, ludst hoch, hast hochgeladen
de webtype
uploaden
adden:
er addet, addete, hat geaddet
adden, toevoegen
dauernd
der Klick, die +s
das Myspace
das Youtube
das Tutorial, die +s
auf „privat“ setzen:
er setzt auf „privat“, setzte auf „privat“, hat auf
„privat“ gesetzt
verhindern:
du verhinderst, verhindertest, hast verhindert
voortdurend
de muisklik
myspace
Youtube
het tutorial
op “prive” instellen
missbrauchen:
sie missbraucht, missbrauchte, hat missbraucht
misbruiken
die Internet-Bekanntschaft, die +en
die Erlaubnis, die +se
peinlich, peinlicher, am peinlichsten
anonym, anonymer, am anonymsten
die Bezeichnung, die +en
plaudern:
er plaudert mit ihr, du plaudertest mit mir, ihr habt
mit uns geplaudert
de internetkennis
de toestemming
gênant
anoniem
de naam, benoeming
praten, kletsen
die Anleitung, die +en
hinzufügen:
er fügt hinzu, fügte hinzu, hat hinzugefügt
die Klassen-Pinnwand, die +wände
de instructie, de handleiding
toevoegen, adden
voorkomen
het klasse whiteboard (schrijf-, prikboord in
de klas)
Page | 8
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 38: Kulturen
Seite 18
Russland
das Russisch
die Umgebung, die +en
die Umgebungssprache, die +n
das Französisch
französischsprachig
das Italienisch
italienisch
deutschsprachig
die Fernsehmoderatorin, die +nen
das Niederländisch
die Wissenschaftlerin, die +nen
die Professorin, die +nen
die Auslandserfahrung, die +en
das Kanada
das Schwedisch
die Vorliebe, die +n
skandinavisch
das Norwegisch
das Dänisch
das Isländisch
das Verständnis, die +se
das Sprachverständnis
die Basis, die Basen
beherrschen:
er beherrscht, sie beherrschte, wir haben
beherrscht
der Österreicher, die =
die Mehrsprachigkeit
die Verständigung, die +en
übernehmen:
er übernimmt, übernahm, hat übernommen
reichen:
es reicht, reichte, hat gereicht
das Sprachenlernen
Professor Doktor
die technische Universität
sich beschäftigen mit:
er beschäftigt sich mit mir, sie beschäftigte
sich mit euch, ihr habt euch mit ihm
beschäftigt
Rusland
de Russische taal, het Russisch
de omgeving
de omgangstaal in een bepaald gebied,
dialect in een bepaalde streek
de Franse taal, het Frans
franstalig
de Italiaanse taal, het Italiaans
Italiaans
duitstalig
de tv-presentatrice
de Nederlandse taal, het Nederlands
de wetenschapster
de vrouwelijke professor
de internationale ervaring, de ervaring in
het buitenland
Canada
de Zweedse taal, het Zweeds
de voorkeur
Scandinavisch
de Noorse taal, het Noors
de Deense taal, het Deens
de Ijslandse taal, het IJslands
het begrip
het begrijpen van een taal
de basis
beheersen
de Oostenrijker (M)
de meertaligheid
het begrip, de communicatie
overnemen
aanreiken; voldoende/genoeg zijn
het leren van talen
professor doctor (titel)
de Technische Universiteit (TU)
bezighouden met
Page | 9
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
stecken:
er steckt, steckte, hat gesteckt
sich beziehen auf (+4):
sie bezieht sich auf mich, bezog sich auf dich,
hat sich auf uns bezogen
sprachlich
die Gesellschaft, die +en
die Einzelperson, die +en
existieren:
es existiert, existierte, hat existiert
die Amtssprache, die +n
mehrsprachig
beruflich
der Grund, die Gründe
die Sprachenpolitik
der Bürger, die =
erlernen :
du erlernst, erlerntest, hast erlernt
eben
erfolgreich, erfolgreicher, am erfolgreichsten
erreichen:
du erreichst, erreichtest, hast erreicht
aufbauen:
er baut auf, baute auf, hat aufgebaut
Seite 19
individuell, individueller, am individuellsten
das Türkisch
die Lieblingspizzeria, die -pizzerien
Schweden
letztendlich
der Schatz, die Schätze
sich vermischen mit (+3):
es vermischt sich, vermischte sich, hat sich
vermischt
das Vorurteil, die +e
menschlich, -licher, am lichsten
das Gehirn, die +e
durchaus
unterschiedlich, unterschiedlicher, am
unterschiedlichsten
Indien
ähnlich, ähnlicher, am ähnlichsten
der Vorteil, die +e
bereits
die Sprachkenntnis, die +se
die Null, die +en
steken, erin stoppen; zitten in
zich betrekken op
taalkundig
het gezelschap; de maatschappij
het individu
bestaan
de taal die door de overheid wordt gebruikt
meertalig
beroepsmatig
de reden
het taalbeleid
de burger
leren
juist, net; effen, glad
geslaagd, succesvol
bereiken
opbouwen
individueel
het Turks
de lievelingpizzeria
Zweden
uiteindelijk
de schat
mengen
het vooroordeel
menselijk
de hersenen
beslist, zeker
verschillend
Indië
soortgelijk
voordeel
al, reeds
de talenkennis
de nul
Page | 10
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Mehrsprachigkeitsforschung
der Aspekt, die +e
auswandern:
er wandert aus, wanderte aus, ist
ausgewandert
nachschlagen:
du schlägst nach, schlugst nach, hast
nachgeschlagen
der Sprachpartner, die =
Seite 20
voll und ganz
behaupten:
er behauptet, behauptete, hat behauptet
damit
anfangs
zweifeln:
sie zweifelt, zweifelte, hat gezweifelt
die Struktur, die +en
der Finalsatz, die -sätze
das Chinesisch
China
das Swahili
das Spanisch
Argentinien
die Geheimsprache, die +n
das Argument, die +e
überzeugen:
du überzeugst, überzeugtest, hast
überzeugt
Seite 21
interkulturell
russisch
die Tat, die +en
ungefragt
die Suche, die +n
der Ex-Freund, die +e
Sankt Petersburg
jüdisch
die Journalistenschule, die +n
absolvieren:
er absolviert, absolvierte, hat absolviert
der Studiengang, die -gänge
Osteuropastudien
der Buchtitel, die =
die Hauptfigur, die +en
het onderzoek naar meertaligheid
het aspect
emigreren
opzoeken, nakijken
de partner bij het leren van een taal
geheel, volledig
beweren
daarmee
eerts, in het begin
twijfelen
de structuur
een zin in de toekomende tijd
het Chinees
China
het Swahili
het Spaans
Argentinië
de geheime taal, de codetaal
het argument
overtuigen
intercultureel
Russisch
de daad
ongevraagd
de zoektocht, de speurtocht
de ex-vriend
Sint Pietersburg
Joods
de school voor Journalistiek
afronden, afsluiten
de studie
Oost-Europese studies
de boektitel
de hoofdpersoon
Page | 11
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
darin
die Hypothese, die +n
der Hauptgedanke, die +n
die Spezies, die =
die Erfüllung
ständig
dramatisch, dramatischer, am
dramatischsten
emotional, emotionaler, am emotionalsten
tagtäglich
nachdem
herzlos, herzloser, am herzlosesten
das Herz, die +en
brechen:
er bricht, brach, hat gebrochen
dazugehören:
du gehörst dazu, gehörtest dazu, hast
dazugehört
hingegen
das Telefongespräch, die +e
die Lebenserfüllung
treiben:
er treibt (Sport), trieb (Sport), hat (Sport)
getrieben
der Wahnsinn
der Psychiater, die =
das Beunruhigende
das Vorschulkind, die +er
Seite 22
die Lebensaufgabe, die +n
das Kleinkind, die +er
sich unterscheiden (durch +4):
er unterscheidet sich, unterschied sich, hat
sich unterschieden
die Autorin, die +nen
übertreiben:
sie übertreibt, übertrieb, hat übertrieben
das Schimpfen
schimpfen:
du schimpfst, schimpftest, hast geschimpft
das Plaudern
plaudern mit (+3):
er plaudert mit ihr, plauderte mit dir, hat mit
euch geplaudert
beobachten:
er beobachtet, beobachtete, hat beobachtet
daarin
de hypothese
de hoofdgedachte, de kerngedachte
het soort
de vervulling
permanent
dramatisch
emotioneel
dagelijks
nadat
harteloos
het hart
breken; braken
erbij behoren
echter, daarentegen
het telefoongesprek
de levensvervulling
drijven; sporten
de waanzin
de psychiater
het verontrustende
de peuter
de levensopdracht
het kleine kind
zich onderscheiden
de auteur (V), de schrijfster
overdrijven
het schelden, het gemopper
schelden, mopperen
de chat, het kletsen, het babbeltje
praten, kletsen met
waarnemen, observeren, zien
Page | 12
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Libanon
final
substantiviert
der Infinitiv
Seite 23
Libanon
finaal, op de toekomst/ het doel gericht
zelfstandig gebruikt (b.v. een werkwoord of
bijvoegl. nw: das Wissen; das Blau)
het infinitief
Page | 13
die Multikulturalität
sich verlieben (in +4):
er verliebt sich in dich, du verliebtest dich in
ihn, ihr verliebtet euch in sie
gründen:
er gründet, gründete, hat gegründet
miteinander
die 13-Jährige, die +n
fest, fester, am festesten
inzwischen
verheiratet (sein)
der Charakter, die +e
die Schwierigkeit, die +en
die Schwiegereltern (MZ)
akzeptieren:
du akzeptierst, akzeptiertest, hast akzeptiert
de multicultulariteit
verliefd worden op
heiraten:
er heiratet (sie), sie heiratet (dich), wir haben
geheiratet
aus...heraus:
er geht aus dem Haus heraus
sich anstrengen:
du strengst dich an, er strengte sich an, ihr
habt euch angestrengt
der Forumsbeitrag, die -beiträge
trouwen
einfallen:
mir fällt etwas ein, fiel etwas ein, ist etwas
eingefallen
der Nutzer, die =
der Status, die =
gespannt
die Geste, die +n
der Angsthase, die +n
die Wahrheit, die +en
erstklassig
der Schnüffler, die =
clever, cleverer, am cleversten
oprichten
samen, met elkaar
de 13jarige (V)
vast, strak
ondertussen
getrouwd
het karakter
de moeilijkheid
de schoonouders
accepteren
uit ... naar buiten
zich inspannen, moeite doen, z’n best doen
de bijdrage/de opmerking/het artikel
geplaatst op het forum
te binnen schieten
de gebruiker
de status
nieuwsgierig zijn, gespannen zijn, benieuwd
zijn
het gebaar
de angsthaas
de waarheid
eerste klasse, geweldig, grandioos
de pottenkijker,de spion
knap, slim
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Gebet, die +e
die Bitte, die +n
der Detektiv, die +e
der Spion, die +e
beten:
er betet, betete, hat gebetet
begründen:
du begründest, begründetest, hast
begründet
die Auflösung, die +en
die Körpersprache
spezifisch, spezifischer, am spezifischsten
das Missverständnis, die +se
interpretieren:
du interpretierst, interpretiertest, hast
interpretiert
weltweit
Süd- und Nordamerika
Frankreich
Saudi-Arabien
Spanien
Mitteleuropa
Großbritannien
Süditalien
Asien
het gebed
het verzoek
de detective
de spion
bidden
Page | 14
rechtvaardigen, beargumenteren,
onderbouwen
de resolutie
de lichaamstaal
specifiek
het misverstand
interpreteren
wereldwijd
Zuid- en Noordamerika
Frankrijk
Saudi-Arabië
Spanje
Middeneuropa
Groot-Brittanië
Zuid-Italië
Azië
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 39: Kunst
Seite 26
eigentlich
die Grafik-Designerin, die +nen
selbstständig
der Nachteil, die +e
attraktiv, attraktiver, am attraktivsten
das Berufziel, die +e
wahr machen: er macht es wahr, machte es
wahr, hat es wahr gemacht
eigenlijk
de grafisch designer (V)
zelfstandig
het nadeel
aantrekkelijk
het beroep dat men wil uitoefenen
waar maken
die Fachhochschule, die +n
das Kommunikationsdesign
HBO
het communicatiedesign (hoe communicatie
vorm kan worden gegeven)
volgend
de lezer
verraden
folgend
der Leser, die =
verraten:
du verrätst, verrietest, hast verraten
der Hauptgrund, die -gründe
die Neuen Medien
spannend, spannender, am spannendsten
verbinden:
er verbindet, verband, hat verbunden
sich etwas leisten:
du leistest dir etwas, er leistete sich etwas,
wir haben uns etwas geleistet
verdienen:
er verdient, verdiente, hat verdient
sich etwas aussuchen:
du suchst dir etwas aus, er suchte sich etwas
aus, wir haben uns etwas ausgesucht
sich etwas teilen:
sie teilen sich etwas, teilten sich etwas,
haben sich etwas geteilt
der Fotograf, die +en
der Maler, die =
unabhängig, unabhängiger, am
unabhängigsten
realisieren:
er realisiert, realisierte, hat realisiert
selber
die Arbeitszeit, die +en
planen:
du planst, plantest, hast geplant
sich konzentrieren (auf +4):
de belangrijkste reden
de nieuwe media
spannend
verbinden, samenvoegen; een verband
aanleggen
zich iets veroorloven, iets gunnen
verdienen, behalen
iets uitzoeken
iets delen
de fotograaf
de (kunst) schilder
onafhankelijk
realiseren
zelf
de werktijd
verzinnen, bedenken, plannen
zich concentreren
Page | 15
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
du konzentrierst dich auf sie (die Arbeit), er
konzentrierte sich auf ihn (den Test), ihr
habt euch auf uns konzentriert
normal, normaler, am normalsten
die Stelle, die +n
sich etwas vorstellen:
du stellst dir etwas vor, er stellte sich etwas
vor, ihr habt euch etwas vorgestellt
das Einkommen, die =
sozial, sozialer, am sozialsten
die Absicherung, die +en
die Versicherung, die +en
die Krankenversicherung, die +en
die Rente, die +n
die Rentenversicherung, die +en
monatlich
der Beitrag, die Beiträge
sich etwas ausdenken:
du denkst dir etwas aus, er dachte sich
etwas aus, wir haben uns etwas ausgedacht
das Konzept, die +e
etwas entwerfen:
er entwirft etwas, entwarf etwas, hat etwas
entworfen
das Briefpapier
die Visitenkarte, die +n
die Broschüre, die +n
der Kunde, die +n
das Logo, die +s
die Schrift, die +en
sich inspirieren lassen:
er lässt sich inspirieren, ließ sich inspirieren,
hat sich inspirieren lassen
die Ideenquelle, die +n
die Nichte, die +n
der Neffe, die +n
Seite 27
die Kreativität
die Spontanität
der Gedanke, die +n
jemanden beeinflussen:
er beeinflusst mich, beeinflusste euch, hat
uns beeinflusst
der Druck, die +e
dringend, dringender, am dringendsten
normaal, gebruikelijk
de plek, de plaats;de werkplek,de baan
zich iets voorstellen, verbeelden
het inkomen
sociaal
de bescherming, het veiligstellen
de verzekering
de ziektekostenverzekering
het pensioen
de pensioenverzekering
maandelijks
de bijdrage
iets bedenken
het idee,het concept,het ontwerpplan
ontwerpen, vormgeven
het briefpapier
het visitekaartje
de folder, de brochure
de klant
het logo,het beeldmerk
het handschrift, het geschrevene
zich laten inspireren
de inspiratiebron
de nicht (dochter van een zus/broer van één
van je ouders)
de neef (zoon van een zus/broer van één van
de ouders)
de creativiteit
de spontaniteit
de gedachte
beïnvloeden
de druk; de editie
dringend
Page | 16
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Phase, die +n
der Zeitdruck
etwas einfallen:
es fällt dir ein, fiel euch ein, ist uns
eingefallen
sich ausruhen:
du ruhst dich aus, er ruhte sich aus, ihr habt
euch ausgeruht
die Büroarbeit, die +en
die Blockade, die +n
ausrechnen:
er rechnet aus, rechnete aus, hat
ausgerechnet
sich auf etwas freuen:
du freust dich auf etwas, freutest dich auf
etwas, hast dich auf etwas gefreut
die Kosten (MZ)
weiterhin
das Neue
herkommen
künstlerisch
die Hochschulform, die +en
die Leistung, die +en
der Schwerpunkt, die +e
die Gestaltung
die Überlegung, die +en
der Auftrag, die Aufträge
geheim, geheimer, am geheimsten
die Selbstständigkeit
flexibel, flexibler, am flexibelsten
die Struktur, die +en
die Stressphase, die +n
Seite 28
sich etwas kaufen:
du kaufst dir etwas, kauftest dir etwas, hast
dir etwas gekauft
sich bewerben um (+4): er bewirbt sich um,
bewarb sich um, hat sich um beworben
sich von (+3) etwas ein Bild machen (+3):
du machst dir ein Bild von etwas, er machte
sich ein Bild von etwas, wir haben uns ein
Bild von etwas gemacht
die Präpositionalergänzung, die +en
der Praktikant, die +en
konkret, konkreter, am konkretesten
de fase
de tijdsdruk
te binnen schieten, een idee hebben
rust nemen, uitrusten
kantoorwerk(zaamheid)
de blokkade
uitrekenen, berekenen
zich verheugen op, uitkijken naar iets
de prijs, de kosten
verder, in de toekomst
het nieuwe
afstammen, vandaan komen; hier naar toe
komen
kunstzinnig
soort/vorm/manier van HBO
de prestatie
het zwaartepunt
de vormgeving
de overdenking,de gedachte, het idee
de opdracht,de taak
geheim
de zelfstandigheid, onafhankelijkheid
buigzaam, flexibel
de structuur
de stressfase
iets kopen
solliciteren
zich ergens een beeld bij maken, zich ergens
iets bij voor(kunnen)stellen
de bijvoeglijke bepaling met een voorzetsel;
het voorzetsel voorwerp
de stagiair
concreet, duidelijk, precies, helder
Page | 17
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Grafikprogramm, die +e
die Berufserfahrung, die +en
die Fachzeitschrift, die +en
aktuell, aktueller, am aktuellsten
die Arbeitsbedingung, die +en
informiert sein: du bist informiert, warst
informiert, bist informiert gewesen
informiert, informierter, am informiertesten
die Chance, die +n
der Arbeitsplatz, die -plätze
im Freien sein
abwechslungsreich, abwechslungsreicher,
am abwechslungsreichsten
die Karrierechance, die +n
sich etwas wünschen:
du wünschst dir, er wünschte sich, wir haben
uns gewünscht
die Teilzeit
die Vollzeit
sich gut verstehen:
wir verstehen uns gut, verstanden und gut,
haben uns gut verstanden
die Überstunde, die +n
der Event-Manager, die =
der Traumberuf, die +e
Seite 29
das Graffito, die Graffiti
die Zerstörung, die +en
legal, legaler, am legalsten
zerstören:
du zerstörst, zerstörtest, hast zerstört
überzeugt sein von (+3):
du bist von ... überzeugt, warst von ...
überzeugt, bist von ... überzeugt gewesen
die Ansicht, die +en
die Polizei
der Standpunkt, die +e
der Schaden, die Schäden
kriminell, krimineller, am kriminellsten
der Graffiti-Sprüher, die =
jemanden bestrafen:
er bestraft dich, du bestrafst mich, ihr habt
uns bestraft
der Interviewte, die +n
computerprogramma t.b.v. maken van
grafieken
de beroepservaring
het vaktijdschrift
actueel, bij de tijd, van deze tijd
de arbeidsvoorwaarde, -omstandigheid
geïnformeerd zijn
geïnformeerd
de kans
de werkplek
buiten zijn
gevarieerd
de carrièrekans
naar iets verlangen, iets wensen
de deeltijd
de voltijd
elkaar goed begrijpen, goed met elkaar
omgaan
meer werken dan je moet / betaald krijgt, de
overuren
de partyplanner
het droomberoep
de graffiti
de vernietiging
legaal, wettelijk
vernietigen, vernielen
overtuigd zijn
de visie,de mening; de weergave
de politie (als overheidsorgaan)
het standpunt
de schade
crimineel
de graffitispuiter
iemand straffen
de geïnterviewde (M)
Page | 18
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Erlaubnis, die +se
die Spraydose, die +en
die Dose, die +en
sprühen: er sprüht, sprühte, hat gesprüht
illegal, illegaler, am illegalsten
jemanden erwischen:
du erwischst mich, er erwischte euch, wir
haben dich erwischt
der Kriminelle, die +n
bearbeiten:
er bearbeitet, bearbeitete, hat bearbeitet
jemanden / etwas leiten:
er leitet ihn (den Verein), leitete sie (die
Schule), hat euch geleitet
sich engagieren:
du engagierst dich, er engagierte sich, wir
haben uns engagiert
die Sachbeschädigung, die +en
ehrenamtlich
die Öffentlichkeit
jemanden aufklären (über +4):
er klärt uns über ... auf, klärte euch über ...
auf, hat dich über ... aufgeklärt
die Parkbank, die –bänke
etwas reinigen:
du reinigst, reinigtest, hast gereinigt
das Denkmal, die –mäler
die Kinderspielplatz, die –plätze
beruflich
die Strafe, die +n
die Summe, die +n
das Verbotene
Seite 30
das Werk, die +e
das Kunstwerk, die +e
der Staat, die +en
das Gesetz, die +e
die Fläche, die +en
die Sprühfläche, die +n
die Steuer, die +n
das Eigentum, die -tümer
das System, die +e
die Mauer, die +n
der Besitz
die Norm, die +en
beschädigen:
er beschädigt, beschädigte, hat beschädigt
de vergunning,de toestemming
de spuitbus
het blikje
sproeien, spuiten
Illegaal, onwettig
vastpakken, betrappen
de crimineel
bewerken
leiding geven
ervoor gaan
de beschadiging van goederen
onbezoldigd, vrijwillig
het openbare leven, de publiciteit
uitleggen, voorlichten
het bankje in het park
Iets schoonmaken
het monument
de kinderspeelplaats
op basis van het beroep, professioneel
de straf
het bedrag
het verbodene
het werk, het oeuvre
het kunstwerk
de staat
de wet, wiskundige regel
het gebied, vlakte
het sprayvlak
de belasting
het eigendom
het systeem
de muur
het bezit
de norm
beschadigen
Page | 19
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Reinigung, die +en
freigeben:
sie gibt fei, gab frei, hat freigegeben
das Anti-Graffiti-Gesetz
verschärfen:
er verschärft, verschärfte, hat verschärft
die Sprühaktion, die +en
das Talent, die +e
entwickeln: du entwickelst, entwickeltest,
hast entwickelt
irreal, irrealer, am irrealsten
die Bedingung, die +en
die Gegenwart
Seite 31
de reiniging
vrijgeven, ter beschikking stellen
tolerant, toleranter, am tolerantesten
erhöhen:
sie erhöht ihn (den Betrag), er erhöhte ihn
(den Preis), wir haben es (das Haus) erhöht
verschönern:
du verschönerst, verschönertest, hast
verschönert
besprühen:
er besprüht, besprühte, hat besprüht
öffentlich, öffentlicher, am öffentlichsten
die Rollenkarte, die +n
der Lösungsvorschlag, die -vorschläge
grundsätzlich
der Graffiti-Laden, die -Läden
ankommen auf etwas / jemanden:
es kommt auf dich an, kam auf ihn an, ist auf
euch angekommen
der Hauseigentümer, die =
die Hauswand, die -wände
der Kasten, die Kästen
der Kompromiss, die +e
etwas/ jemandem zustimmen (+3):
er stimmt uns zu, stimmte dir zu, hat euch
zugestimmt
vollkommen, vollkommener, am
vollkommensten
widersprechen:
du widersprichst (ihm), er widersprach (dir),
ihr habt uns widersprochen
unrecht haben:
du hast unrecht, hattest unrecht, hast
unrecht gehabt
tolerant
ophogen, verhogen
de Anti-Graffiti wet
verscherpen, aan scherpen
Page | 20
de sprayactie
het talent
ontwikkelen
irreëel
de voorwaarde
de tegenwoordige tijd, huidige tijd
verfraaien
bespuiten, besproeien
openbaar
de kaart met de taak voor een rollenspel
voorgestelde oplossing, voorstel
principeel
de Graffiti shop
afhankelijk zijn van, afhangen van
de huiseigenaar
de gevel
de kist
het compromis
instemmen met
volkomen
tegenspreken
ongelijk hebben
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Gegenvorschlag, die -vorschläge
sich einigen (auf +4):
wir einigen uns auf, einigten uns auf, haben
uns auf ... geeinigt
Seite 32
het tegenvoorstel
amerikanisch
der Paperboy, die +s
gerollt
die Leiterin, die +nen
die Debatte, die +n
die Street-Art, die +s
das Sprühen
das Plakatieren
strafbar
etwas bedauern:
du bedauerst es, bedauertest es, hast es
bedauert
das Verteilen
ablaufen:
es läuft ab, lief ab,ist abgelaufen
interessiert, interessierter, am
interessiertesten
zusenden:
er sendet es zu, sandte/sendete es zu, hat es
zugesandt/zugesendet
wechselnd
zweiwöchig
der Interessierte, die +n
sich etwas ansehen (+4):
er siehst sich etwas an, sah sich etwas an,
hat sich etwas angesehen
der Stapel, die =
rollen:
er rollt, rollte, hat gerollt
die Banderole, die +n
mit etwas versehen:
sie versieht es mit, versah es mit, hat es mit
... versehen
die Verteilaktion, die +en
der Ausstellungsort, die +e
die Kunstrolle
der Empfänger, die =
der Zufall, die Zufälle
verschenken:
er verschenkt. verschenkte, hat verschenkt
die Galerie, die +n
Amerikaans
de krantenjongen
opgerold
de leider (V), de bazin
het debat
de street-art
het spuiten
het aanplakken
strafbaar
betreuren
het eens worden over
het verdelen, de distrubutie
hoe de gang van zaken is; hoe het einde gaat
geïnteresseerd
toezenden
wisselend
tweewekelijkse
de geïnteresseerde (M)
iets bekijken
de stapel
rollen
de band
iets voorzien van
de distributie-campagne
de tentoonstellingplaats
de rol van de kunst
de ontvanger
het toeval
weggeven, cadeau doen
de galerie
Page | 21
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Modell, die +e
empfangen:
er empfängt, empfing, hat empfangen
unterwegs
die Fahrradfahrerin, die +nen
das Gemälde, die =
das Bauwerk, die +e
bewegend
intensiv, intensiver, am intensivsten
dynamisch, dynamischer, am dynamischsten
inspirierend, inspirierender, am
inspirierendsten
die Kunstakademie, die +n
der Zeichner, die =
der Regisseur, die =
het model
ontvangen
onderweg
de fietsster
het schilderij
het bouwwerk
bewegend
intensief
dynamisch
inspirerend
de kunst-academie
de tekenaar
de regisseur
Page | 22
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 40: Literatur
Seite 34
die Literatur
der Lieblingsautor, die -autoren
die Lieblingsautorin, die +nen
die Vampirgeschichte, die +n
das Sachbuch, die -bücher
der Dichter, die =
die Dichterin, die +nen
einschlafen:
er schläft ein, schlief ein, ist eingeschlafen
durchgehen:
sie geht durch etwas, ging durch, ist durch
etwas gegangen
passend, passender, am passendsten
greifen:
er greift, griff, hat gegriffen
der Musiker, die =
der Blog, die +s
durchmachen:
du machst durch, machtest durch, hast
durchgemacht
die Auflage, die +n
ausverkauft
darum
erscheinen:
es erscheint, erschien, ist erschienen
der Eindruck, die Eindrücke
der Alltagseindruck, die -eindrücke
die Beobachtung, die +en
dokumentieren:
du dokumentierst, dokumentiertest, hast
dokumentiert
verarbeiten:
er verarbeitet, verarbeitete, hat verarbeitet
das Lied, die +er
der Liedtext, die +e
handeln:
sie handelt, handelte, hat gehandelt
spontan, spontaner, am spontansten
sich hinsetzen:
du setzt dich hin, setztest dich hin, hast dich
hingesetzt
jemandem vertrauen:
er vertraut mir, vertraute dir, hat uns
de literatuur
de lievelingsschrijver
de lievelingsschrijfster
het vampier-verhaal
het populairwetenschappelijk boek
de dichter
de dichteres
inslapen, in slaap vallen
doorgaan, er doorheen gaan
passend
grijpen
de musicus
het blog
doormaken, ondergaan
de oplage
uitverkocht
daarom
verschijnen
de indruk
de alledaagse indruk
de waarneming
documenteren
verwerken
het lied
de songtekst
handelen
spontaan
gaan zitten
vertrouwen
Page | 23
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
vertraut
wohl, wohler, am wohlsten
gedruckt
das Exemplar, die +e
auffallen:
es fällt auf, fiel auf, ist aufgefallen
die Erinnerung, die +en
ausdrücken:
du drückst aus, drücktest aus, hast
ausgedrückt
Seite 35
wel
gedrukt
het exemplaar
opvallen
die Kurzgeschichte, die +n
die Erzählung, die +en
merken:
du merkst es, merktest es, hast es gemerkt
bevor
der Jugendroman, die +e
veröffentlichen:
er veröffentlicht, veröffentlichte, hat
veröffentlicht
herauskommen:
es kommt heraus, kam heraus, ist
herausgekommen
die Glasmalerin, die +nen
das Lehramtsstudium
parallel
etwas vereinbaren:
er vereinbart, vereinbarte, hat vereinbart
het korte verhaal (short story)
de vertelling
(op)merken
deswegen
sich etwas denken:
sie denkt sich etwas, dachte sich etwas, hat
sich etwas gedacht
seitdem
süchtig, süchtiger, am süchtigsten
sich für etwas/jemanden halten:
sie hält sich für ..., hielt sich für, hat sich für
… gehalten
undiszipliniert
die Schreiberin, die +nen
die Prüfungszeit, die +en
zu etwas kommen:
du komst zu etwas, kamst zu etwas, bist zu
etwas gekommen
kaum
derhalve, daarom
zich iets bedenken
de herinnering
uitdrukken
voordat
de jeugdroman
publiceren
uitkomen, verschijnen, gepubliceerd worden
de glasschilder (V)
de lerarenopleiding
parallel
iets afspreken
sindsdien
verslaafd
denken iemand/iets te zijn; zich iets in het
hoofd halen; kapsones hebben
ongedisciplineerd
de schrijfster
de examenperiode
aan iets toe komen, tijd hebben om iets te
doen
nauwelijks
Page | 24
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Adverb, die Adverbien
die Konjunktion, die +en
die Folge, die +n
der Musikjournalist, die +en
grammatisch
die Begründung, die +en
sich entspannen:
du entspannst dich, entspanntest dich, hast
dich entspannt
Seite 36
het bijwoord
het voegwoord
het gevolg
de muziekjournalist
grammaticaal
de reden
zich ontspannen
der Liebeskummer
(sich) streiten mit (+3):
er streitet sich mit dir, du stritt(e)st dich mit
ihm, ihr habt euch mit ihnen gestritten
flöten:
er flötet, flötete, hat geflötet
der Beifahrersitz, die +e
ignorieren:
du ignorierst, ignoriertest, hast ignoriert
starren:
er starrt, starrte, hat gestarrt
das Seitenfenster, die =
vorbeifliegen:
es fliegt vorbei, flog vorbei, ist
vorbeigeflogen
gelbbraun
allmählich
einreden:
er redet sich etwas ein, redete sich etwas
ein, hat sich etwas eingeredet
sehnlich, sehnlicher, am sehnlichsten
mitteilen:
sie teilt mit, teilte mit, hat mitgeteilt
das Provinzkaff, die -s
verrotten:
es verrottet, verrottete, ist verrottet
beißen:
er (der Hund) beißt, biss, hat gebissen
rechtzeitig
die Zunge, die +en
etwas bringen:
du bringst etwas, brachtest etwas, hast
etwas gebracht
sinnlos, sinnloser, am sinnlosesten
schreien:
er schreit, schrie, hat geschrien
het liefdesverdriet
argumenteren, ruzieën
fluit spelen
de passagiersstoel
negeren, links laten liggen
staren
het zijraam
vliegend/ snel passeren
geelbruin, oker
geleidelijk
op iets/iemand inpraten; er zelf van
overtuigd raken
gretig
mededelen
stadje/dorp “in the middle of nowhere”
verrotten
bijten
op tijd
de tong
iets brengen
zinloos
schreeuwen
Page | 25
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
toben:
er tobt, tobte, hat getobt
jemanden zu etwas bringen:
du bringst mich zu etwas, brachtest mich zu
etwas, hast mich zu etwas gebracht
der Umzugsplan, die -pläne
ad acta legen:
er legt ihn (den Plan) ad acta, legte ihn ad
acta, hat ihn ad acta gelegt
die Träne, die +n
wenigstens
still, stiller, am stillesten
kummervoll
verzweifelt, verzweifelter, am verzweifelsten
ohnmächtig
die Wut
umkrempeln:
er krempelt um, krempelte um, hat
umgekrempelt
die Weißglut
der Kampf, die Kämpfe
klappen:
er klappt, klappte, hat geklappt;
es klappt, es klappte, es hat geklappt
schlecht werden:
mir wird schlecht, wurde schlecht, ist
schlecht geworden
zerfallen:
es (das Reich) zerfällt, zerfiel, ist verfallen
sich aufregen:
er regt sich auf, regte sich auf, hat sich
aufgeregt
die Hoffnung, die +en
der Zorn
wütend, wütender, am wütendsten
provozieren:
er provoziert, provozierte, hat provoziert
der Auszug, die Auszüge
das Tagebuch, die -bücher
der Tagebucheintrag, die -einträge
explodieren:
es explodiert, explodierte, hat explodiert
Seite 37
tieren van woede; stoeien
(das) Tübingen
Tübingen (stad in de buurt van Stuttgart,
Baden-Württemberg)
het notitieboek
das Notizbuch
iemand overhalen tot iets; manipuleren
het plan om te gaan verhuizen
op zij leggen, ter zijde leggen; een plan
opgeven
de traan
minstens, op z’n minst, en minste
stil, rustig
treurig, verdrietig, bedroefd
wanhopig, vertwijfeld
machteloos
de woede
omvormen
het witheet zijn
de strijd, het gevecht
vouwen; lukken
ziek / misselijk worden
vervallen, uit elkaar vallen, in stukken vallen,
versplinteren
zich opwinden
de hoop
de toorn
woedend, woest
uitlokken, provoceren
het uittreksel
het dagboek
de notitie in het dagboek
exploderen
Page | 26
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
(das) Würzburg
der Eintrag, die Einträge
(das) Lüneburg
der Lesetipp, die +s
das Lieblingszitat, die +e
die Aktion, die +en
die Blogleserin, die +nen
der Blogleser, die =
das Internettagebuch, die -bücher
persönlich, persönlicher, am persönlichsten
durchführen:
er führt durch, führte durch, hat
durchgeführt
originell, origineller, am originellsten
die Reihe, die +n
die Buchhandlung, die +en
halten:
sie (die Beziehung) hält, hielt, hat gehalten
jeweils
das Lieblingsbuch, die -bücher
das Herkunftland, die -länder
möglichst
vorangehen:
es geht voran, ging voran, ist vorangegangen
der Empfänger, die =
das Zufallsprinzip, die +ien
zuschicken:
sie schickt zu, schickte zu, hat zugeschickt
die Postadresse, die +n
der Leser, die =
der Teilnehmer, die =
der Absender, die =
weiterschicken:
er schickt weiter, schickte weiter, hat
weitergeschickt
hochladen:
du lädst hoch, ludst hoch, hast hochgeladen
beachten:
du beachtest, beachtetest, hast beachtet
der Schritt, die +e
weitergehen:
du gehst weiter, gingst weiter, bist
weitergegangen
Seite 38
Würzburg (stad)
de notitie in een schrift/boek
Lüneburg (stad in het Noorden van
Duitsland)
de leestip
het lievelingscitaat
de actie
de bloglezeres
de bloglezer
het internetdagboek
persoonlijk
uitvoeren, doorvoeren, realiseren
origineel, grappig, bijzonder
de serie,de rij
de boekhandel
houden
steeds
het favoriete boek
het land van herkomst
als mogelijk
voorafgaan; voorop lopen
de ontvanger
het toevalsprincipe
opsturen
het postadres
de lezer
de deelnemer
de afzender
doorsturen
uploaden
letten op
de stap
doorgaan
Page | 27
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
erhalten:
er erhält, erhielt, hat erhalten
der Zufall, die Zufälle
verschicken:
er verschickt, verschickte, hat verschickt
überprüfen:
er überprüft, überprüfte, hat überprüft
die Handlung, die +en
Seite 39
krijgen; in stand houden
der Buchtipp, die +s
die Vorvergangenheit
Belgien
das Plusquamperfekt
weiterverschicken:
er verschickt weiter, verschickte weiter, hat
weiterverschickt
der Vorleser, die =
die Lieblingsgeschichte, die +n
jemandem begegnen:
du begegnest mir, er begegnete dir, sie sind
euch begegnet
der Gerichtssaal, die -säle
die Tätigkeit, die +en
ehemalig
das Konzentrationslager, die =
die Wärterin, die +nen
verurteilen:
er verurteilt, verurteilte, hat verurteilt
thematisieren:
sie thematisiert, thematisierte, hat
thematisiert
aufgreifen:
er greift auf, griff auf, hat aufgegriffen
der Holocaust
zentral, zentraler, am zentralsten
das Vorlesen
das Gefängnis, die +se
vorlesen:
sie liest vor, las vor, hat vorgelesen
die Beschreibung, die +en
formulieren:
er formuliert, formulierte, hat formuliert
Seite 40
de boekentip
voltooid verleden tijd
België
voltooid verleden tijd
verder sturen
die Sicherheit, die +en
der Hintergrund, die -gründe
de veiligheid, de zekerheid
de achtergrond
het toeval
sturen
controleren, toetsen
de actie, handeling
de voorlezer
het lievelingsverhaal
elkaar ontmoeten / tegenkomen
de rechtszaal
de activiteit
voormalig
het concentratiekamp
de vrouwelijke oppasser
veroordelen
thematiseren, tot onderwerp van gesprek
maken, bespreekbaar maken
oppakken
de Holocaust
centraal
het voorlezen
de gevangenis
voorlezen
de beschrijving
formuleren
Page | 28
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
(sich) umdrehen:
sie dreht (sich) um, drehte (sich) um, hat
(sich) umgedreht
reingehen:
er geht rein, ging rein, ist reingegangen
herumdrehen:
sie dreht (sich) herum, drehte (sich) herum,
hat (sich) herumgedreht
erleichtert
sich lehnen (auf/über +4):
du lehnst dich, lehntest dich, hast dich
gelehnt
massiv, massiver, am massivsten
die Holztür, die +en
rutschen:
du rutschst, rutschtest, bist gerutscht
pochen auf (+4):
er pocht auf sie (die Tür), pochte auf ihn (den
Tisch), hat auf sie gepocht
der Atem
sich beruhigen:
er beruhigt sich, du beruhigst dich, wir haben
uns beruhigt
sich regulieren:
es reguliert sich, regulierte sich, hat sich
reguliert
der Schweiß
die Stirn, die +en
trocknen:
es trocknet, trocknete, ist getrocknet
der Schatten, die =
der Straßenverkehr
der Nachbarshund, die +e
verstummen:
sie verstummt, verstummte, ist verstummt
die Stille
atmen:
du atmest, atmetest, hast geatmet
der Lärm
schlagen:
sie schlägt, schlug, hat geschlagen
omkeren, omdraaien
gaan in
omdraaien
opgelucht
leunen op/over
massief
de houten deur
glippen, glijden
kloppen
de adem
kalmeren
zich reguleren
het zweet
het voorhoofd
drogen
de schaduw
het verkeer
de hond van de buren
stil worden
de stilte, rust
ademen, adem halen
het lawaai
slaan
Page | 29
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 41: Generationen
Seite 42
die Generation, die +en
der Bauernhof, die -höfe
tot
sterben: er stirbt, starb, ist gestorben
der Rentner, die =
die Rentnerin, die +nen
die Stadtmitte
der Wohnblock, die -blöcke
das Erdgeschoss, die +e
der Stock, die Stöcke
der Feiertag, die +e
fröhlich, fröhlicher, am fröhlichsten
liebevoll, -voller, am -vollsten
humorvoll, -voller, am -vollsten
humorlos
der Humor
bilden: er bildet, bildete hat gebildet
das Suffix
der Opa, die +s
der Tod
sich bewegen: er bewegt sich, du bewegtest
dich, es hat sich bewegt
die Oma, die +s
ernst, ernster, am ernstesten
das Nomen, die =
das Vogelhäuschen, die =
das Kostüm, die +e
das Schultheater, die =
nähen:
sie näht, nähte, hat genäht
das Diktat, die +e
das Dach, die Dächer
der Dachboden, die -böden
klettern:
er klettert, kletterte, ist geklettert
versteckt: es ist versteckt (worden)
der Nagel, die Nägel
schlagen:
er schlägt, sie schlug, wir haben geschlagen
das Boot, die +e
das Holzboot, die +e
der Sessel, die =
das Hochzeitskleid, die +er
de generatie
de boerderij
dood
sterven, doodgaan, overlijden
de gepensioneerde (M)
de gepensioneerde (V)
het centrum van de stad
het flatgebouw
de begane grond
de paal; de mast; de verdieping
de feestdag
vrolijk
liefdevol
humoristisch
humorloos
de humor
vormen
het achtervoegsel, het toevoegsel
de opa, de grootvader
de dood
zich bewegen
de oma, de grootmoeder
ernstig, serieus
het zelfstandig naamwoord
het vogelhuis
het kostuum
het schooltoneel(stuk)
naaien
het dictee
het dak
de zolder, die vliering
klimmen
verborgen
de spijker/ de nagel
slaan
de boot, het schip
de houten boot
de gemakkelijke stoel
de trouwjurk
Page | 30
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Moped, die +s
die Pflaume, die +n
der Pflaumenkuchen, die =
sich auskennen:
du kennst dich aus, sie kannte sich aus, ihr
habt euch ausgekannt
die Technomusik
hassen:
du hasst, sie hasste, wir haben gehasst
manche
der Lebensplan, die -pläne
neutral, neutraler, am neutralsten
Seite 43
de brommer
de pruim
de pruimentaart
vertrouwd/ bekend zijn
die Speise, die +n
die Lieblingsspeise, die +n
spätestens
markieren:
du markierst, markiertest, hast markiert
der Bauer, die +n
wunderschön, wunderschöner, am
wunderschönsten
der Stall, die Ställe
das Verhältnis, die +se
die Hypothese, die +n
aktivieren:
du aktivierst, aktiviertest, hast aktiviert
das Vorwissen
die Krise, die +n
die Familienkrise, die +n
der Generationenkonflikt, die +e
keineswegs
das Jahrhundert, die +e
nah, näher, am nächsten
miteinander
mit jemandem / etwas umgehen:
du gehst mit ihm um, sie ging mit euch um, ihr
seid mit uns umgegangen
der Pädagoge, die +n
autoritär, autoritärer, am autoritärsten
der Stil, die +e
der Verhandlungsstil, die +e
het voedsel
het favoriete voedsel
Uiterlijk, op z’n laatst
markeren
Page | 31
de technomuziek
haten, een hekel hebben aan
sommige/ enkele
het levensplan
neutraal
de boer/ de landbouwer
prachtig
de stal
de verhouding; de relatie
de hypothese/de veronderstelling
activeren
de voorkennis
de crisis
de familiecrisis
de generatiekloof
in geen geval
de eeuw
dichtbij, het naast
samen
met iemand/ iets omgaan
de pedagoog/ opvoeder
autoritair
de stijl
De onderhandelingsstijl; de manier van
onderhandelen
Seite 44
die Pubertät
shoppen:
de puberteit
shoppen/ winkelen
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
er shoppt, sie shoppte, wir haben geshoppt
moralisch
die Sexualität
einander
geduldig, geduldiger, am geduldigsten
gegenseitig
der Teenager, die =
der Gesprächspartner, die =
sich beklagen:
du beklagst dich, sie beklagte sich, er hat sich
beklagt
etwas / jemanden behandeln:
er behandelt uns, du behandeltest sie, sie hat
euch behandelt
abwarten:
du wartest ab, er wartete ab, sie hat
abgewartet
zusammenfassen:
er fasst zusammen, du fasstest zusammen, sie
hat zusammengefasst
deutlich, deutlicher, am deutlichsten
das Reziprokpronomen, die =
der Stichpunkt, die +e
präsentieren: du präsentierst, präsentiertest,
hast präsentiert
das Plenum, die Plenen
Seite 45
der Senior, die +en
gebrauchen:
du gebrauchst, gebrauchtest, hast gebraucht
die Wohnpartnerschaft, die +en
der Staub
saugen:
du saugst, sugtest, hast gesaugt
der Rasen, die =
mähen:
du mähst, mähtest, hast gemäht
abwaschen:
du wäschst ab, wuschst ab, hast abgewaschen
abtrocknen:
er trocknet ab, trocknete ab, hat abgetrocknet
(jemandem Gesellschaft) leisten:
du leistest mir G., sie leistete euch G., er hat
ihnen G. geleistet
der Briefkasten, die -kästen
entspannt, entspannter, am entspanntesten
moreel/ ethisch/ zedelijk
de seksualiteit
elkaar
geduldig
wederzijds
de tiener
de gesprekspartner
klagen
behandelen
afwachten
samenvatten
duidelijk
wederkerig voornaamwoord
trefwoord
presenteren
de vergadering
de oudere (M)
gebruiken
de woongroep
het stof
zuigen
het gras
maaien
afwassen
afdrogen
gezelschap houden
de brievenbus
ontspannen/ relaxed
Page | 32
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Seniorin, die -nen
der Medizinstudent, die -en
das Obergeschoss, die +e
der Quadratmeter, die =
die Wohnfläche, die +n
die Nebenkosten (MZ)
das Gas, die +e
sich einleben:
du lebst dich ein, er lebte sich ein, wir haben
uns eingelebt
das Zusammenleben
wahnsinnig, wahnsinniger, am wahnsinngsten
jemanden / etwas in Ruhe lassen:
du lässt uns in R., er lies dich in R., wir haben
euch in R. gelassen
das Feingefühl
die Dame, die +n
der Damenbesuch, die +e
die Hausherrin, die +nen
herrschen:
du herrschst, herrschtest, hast geherrscht
die Nachtruhe
wegräumen:
er räumt weg, räumte weg, hat weggeräumt
(Vorurteile) abbauen:
wir bauen V. ab, sie baute V. ab, ihr habt V.
abgebaut
gelingen:
es gelingt, gelang, ist gelungen
sobald
vermieten:
du vermietest, vermietetest, hast vermietet
der Respekt
scheinen:
es scheint (so zu sein), schien, hat geschienen;
die Sonne/ der Mond scheint
zusammenpassen:
ihr passt zusammen, es passte zusammen, sie
haben zusammen gepasst
immerhin
der Internetanschluss, die -anschlüsse
der Mitbewohner, die =
mittlerweile
der Fan, die -s
jemanden verwöhnen:
du verwöhnst ihn, sie verwöhnte uns, wir
haben euch verwöhnt;
de oudere (V)
de geneeskunde student
de bovenste verdieping
de vierkante meter
het woonoppervlak
de bijkomende kosten
het gas
gewend / ingeburgerd raken
het samen leven
krankzinnig/ waanzinnig/ gek
met rust laten
de gevoeligheid
de dame
damesbezoek
de gastvrouw, de huisbazin
heersen
de nachtrust
opzij zetten, opbergen
(vooroordelen) verminderen
succes hebben, lukken
zodra
verhuren
het aanzien, respect
lijken; prijken
bij elkaar passen
immers, in ieder geval
de internetaansluiting, -toegang
huis-, kamergenoot
ondertussen, in de tussentijd, inmiddels
de fan
verwennen
Page | 33
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
jemand ist verwöhnt
Seite 46
das Stichwort, die -wörter
die Hausregel, die +n
die Eigenschaft, die +en
der Mieter, die =
Seite 47
het zoekwoord/ trefwoord
de huisregel
de eigenschap
de huurder
die Aktivität, die +en
der Reporter, die =
die Universitätsstadt, die -städte
ausreichen:
es reicht aus, reichte aus, hat ausgereicht
die Kraft, die Kräfte
der Hausbesuch, die +e
der Fragebogen, die -bögen
das Vertrauen
die Wohnform, die +en
voneinander
spontan, spontaner, am spontansten
Seite 48
de avtiviteit
de verslaggever
de universiteitsstad
voldoende zijn;
uitreiken
kracht
het huisbezoek
de vragenlijst, de enquête
het vertrouwen
het soort woning, de woonvorm
van elkaar
spontaan
die Patenschaft, die +en
de geestelijke ondersteuning, sponsoring,
het mentoraat, peetoom/-tante zijn
de definitie zoals die in het woordenboek
staat
slagen voor een toets;
bestaan, aanwezig zijn
die Wörterbuchdefinition, die +en
(etwas) bestehen:
er besteht es (das Examen), sie bestand sie
(die Prüfung), ihr habt ihn (den Test)
bestanden
organisatorisch
jemanden / etwas unterstützen:
er unterstützt dich, sie unterstützte uns, wir
haben ihn unterstützt
die Dritte Welt
jemanden / etwas begleiten:
sie begleitet dich, du begleitetest ihn, wir
haben euch begleitet
ehemalig
die Buchhalterin, die +nen
die Berufswahlpatin, die +nen
die Ausbildungsstelle, die +n
der Praktikumplatz, die -plätze
motivieren:
sie motiviert, motivierte, hat motiviert
der Misserfolg, die +e
organisatorisch
ondersteunen
de Derde wereld
Iemand/iets begeleiden
voormalig
de boekhouder, de accountant (V)
de ondersteuner,de mentor bij de keuze
voor een beroep
het opleidingsinstituut
de stageplek
motiveren
het falen/mislukken, de mislukking
Page | 34
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
aufgeben:
er gibt auf, du gabst auf, wir haben
aufgegeben
heutzutage
passend, passender, am passendsten
einerseits
die Anforderung, die +en
der Berufsanfänger, die =
anderseits
der Einstieg
das Berufsleben
in der Regel
ausführlich, ausführlicher, am ausführlichsten
jemanden / etwas ansetzen (zu +3):
er setzt es zu ... an, du setztest ihn zu … an, ihr
habt es zu ... angesetzt
jemanden / etwas betreuen:
du betreust sie, betreutest uns, hast ihn
betreut
zurzeit
die Hotelfachfrau, die +en
recherchieren:
ich recherchiere, du recherchiertest, ihr habt
recherchiert
die Vorbereitung, die +en
das Vorstellungsgespräch, die +e
die Bewerbung, die +en
etwas verschicken:
er verschickt es, du verschicktest es, sie hat es
verschickt
die Absage, die +n
jemanden beeindrucken:
du beeindruckst ihn, sie beeindruckte euch,
wir haben dich beeindruckt
etwas schaffen (erschaffen):
er schafft es, schaffte es, hat es geschafft;
sie (er)schafft es, er (er)schuf es, du hast es
geschaffen/erschaffen
das Schuljahr, die +e
das Berufsziel, die =e
beruflich
die Orientierung
die Resignation
betonen:
er betont, du betontest, sie hat betont
es geht um
opgeven
vandaag
geschikt
enerzijds, aan de ene kant
de eis
de deelnemer
anderzijds/ aan de andere kant
de eerste stap; entree
het werkzame leven
gewoonlijk, over het algemeen
in detail/ uitvoerig
beginnen; verleiden tot
zorgen voor
op dit moment. momenteel
het hotel management (V)
onderzoeken
de voorbereiding
het interview/ het sollicitatiegesprek
de sollicitatie
ver-, opsturen
de afwijzing
indruk maken
iets succesvol afsluiten/-ronden;
iets creëren, scheppen, vervaardigen
het schooljaar
het carrière doel
professioneel
de oriëntatie/ de richting
de teleurstelling, het opgeven/erbij laten
zitten
benadrukken
het gaat om
Page | 35
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Page | 36
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 42: Zukunft
Seite 50
voll und ganz
die Zukunft
das Abi (das Abitur)
das Seminar, die +e
das Semester, die =
das Lieblingsfach, die -fächer
knapp, knapper, am knappesten
angeben:
du gibst an, gabst an, hast angegeben
empfehlen:
du empfiehlst, empfahlst, hast empfohlen
die Bundesagentur für Arbeit (BA)
die Institution, die +en
vermitteln:
er vermittelt, vermittelte, hat vermittelt
die Datenbank, die +en
der Fakt, die +en
das Kriterium, die Kriterien
das duale Stadium
die Kombination, die +en
die Berufspraxis
jemanden / etwas einstellen:
er stellt dich / es ein, stellte sie / es ein, hat
uns / es eingestellt
die Gelegenheit, die +en
die Recherche, die +n
die Wahl, die +en
der Berufswahltest, die +s
nun
zusammengesetzt
der Schulabschluss, die -abschlüsse
abschließen:
er schlieβt ab, schloss ab, hat abgeschlossen
einzeln
analysieren:
du analysierst, analysiertest, hast analysiert
Seite 51
während
der Ausbildungsplatz, die -plätze
der Studienplatz, die -plätze
das Schuljahr, die +e
das Ausbildungsjahr, die +e
geheel, volledig
de toekomst
eindexamen vwo
het seminar,het werkcollege
het semester, het halve jaar
het favoriete vak/het onderwerp
net, krap aan
specificeren;
opscheppen
adviseren, aanbevelen
het arbeidsbureau, UWV (op landelijk
niveau)
de instelling
bemiddelen, met elkaar in contact brengen
de database
het feit
het criterium
de duale fase
de combinatie
de beroepspraktijk
iemand aannemen; iets instellen, stoppen
de kans/de gelegenheid
het onderzoek
de keuze;de verkiezing
de beroepskeuzetest
nu
samengesteld
het eindexamen
afsluiten; afronden
individueel, afzonderlijk
analyseren
terwijl, tijdens
de opleidingsplaats
de studieplaats
het schooljaar
het leerjaar, opleidingsjaar
Page | 37
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Lager, die =
die Veranstaltungstechnik, die +en
der Azubiblog, die +s
Azubi = Auszubildender; der/die
Auszubildende
der Ausbildungsberuf, die +e
der Elektroniker, die =
die Fachkraft, die -kräfte
der Event-Profi, die +s
der Ausbildende, die +n
das Archiv, die +e
enttäuscht, enttäuschter, am enttäuschtesten
prüfen:
du prüfst, prüftest, hast geprüft
berücksichtigen:
er berücksichtigt, berücksichtigte, hat
berücksichtigt
gesamt
das Material, die Materialien
sich vertraut machen (mit +3), vertrauter, am
vertrautesten
praktisch, praktischer, am praktischsten
der Ausbildungsblock, die -blöcke
der Betrieb, die +e
intensiv, intensiver, am intensivsten
die Tontechnik
gegen
die Produktion, die +en
das Open-Air-Konzert, die +e
die Anleitung, die +en
das Erlebnis, die +se
die Abteilung, die +en
die Veranstaltungsplanung
ab
nebenbei
zwischen
die Teambesprechung, die +en
Seite 51
het kamp
de techniek behorende bij evenementen
het school/ leerlingen blog
koordinieren:
er koordiniert, sie koordinierte, du hast
koordiniert
etwas / sich festlegen:
er legt sich fest, sie legte sich fest, wir haben
uns festgelegt;
es liegt fest, lag fest, hat festgelegen
die Kantine, die +n
coördineren
de bezettingsgraad
de elektronica
de specialist
de evenement specialist
de trainer (M)
het archief
teleurgesteld
controleren, toetsen
rekening houden met
totaal
het materiaal
vertrouwd raken
handig
de trainingsblok, module
bedrijf
intensief
geluidstechniek
tegen
de productie
het openlucht concert
de instructie, de handleiding
de ervaring, de belevenis
de afdeling
de evenementenplanning
vanaf, af
ernaast
tussen
de teamvergadering, -bijeenkomst
vastleggen, afspreken;
vastliggen
de kantine
Page | 38
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
speziell, spezieller, am speziellsten
dreidimensional
die Software
sich /e twas einsetzen:
du setzt dich ein, er setzte sich ein, wir haben
uns eingesetzt;
er setzt es ein, setzte es ein, hat es eingesetzt
etwas einzeichnen:
du zeichnest ein, zeichnetest ein, hast
eingezeichnet
der Lageplan, die -pläne
der Feierabend, die +e
das Depot, die +s
die Berufsausbildung, die +en
Seite 52
specifiek
driedimensioneel
de software
die Mittagspause, die +n
der Sommermonat, die +e
zusammentreffen mit (+3):
du triffst mit jdm. zusammen, trafst mit jdm.
zusammen, bist mit jdm. zusammengetroffen
sich bedenken:
ich bedenke mich, er bedachte sich, wir haben
uns bedacht
die Bedenken (MZ)
die Stärke, die +n
der Elektriker, die =
de lunchpauze
de zomermaand
ontmoeten
inzet tonen, inzetten;
Page | 39
gebruiken, inzetten
intekenen
de plattegrond
het einde van de werkdag
het depot,de opslagruimte
de beroepsopleiding
overwegen
bedenkingen
de sterkte, kracht
de elektricien
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Seite 53
der Trend, die +s
der Trendforscher, die =
der Arbeitsmarkt, die -märkte
der Zukunftsforscher, die =
angestellt sein:
ich bin angestellt, war angestellt, bin angestellt
gewesen
die Flexibilität (EZ)
die Sozialkompetenz, die +en
die Entwicklung, die +en
im Laufe des Lebens
der Arbeitgeber, die =
generell
klassisch, klassischer, am klassischsten
die Hierarchie, die +n
die Industrie, die +n
die Industriegesellschaft
geschehen:
es geschieht, es geschah, es ist geschehen
sich zusammensetzen:
sie setzen sich zusammen, setzten sich
zusammen, haben sich zusammengesetzt
mobil, mobiler, am mobilsten
die Mischung, die +en
unregelmäβig, unregelmäβiger, am
unregelmäβigsten
die Selbständigkeit
zunehmen:
er nimmt zu, nahm zu, hat zugenommen
die Prognose, die +n
die Nachfrage, die +n
der Zweck, die +e
herausfinden:
du findest heraus, er fand heraus, wir haben
herausgefunden
die Leidenschaft, die +en
auf Dauer
das Unternehmen, die =
der Quereinsteiger, die =
der Sozialwissenschaftler, die =
die Beratungsfirma, die -firmen
gemischt, gemischter, am gemischtesten
im Sinne
enthalten: es enthält, enthielt, hat enthalten
die Definition, die +en
de trend
de trendonderzoeker
de arbeidsmarkt
de onderzoekers van de toekomst
werknemer zijn
de flexibiliteit
de sociale competentie
de ontwikkeling
gedurende het leven
de werkgever
algemeen
klassiek
de hiërarchie
de industrie
de industriële samenleving
gebeuren
bij elkaar gaan zitten
mobiel
het mengsel, de mengeling
onregelmatig
de zelfstandigheid,de onafhankelijkheid
vergroten, aankomen, toenemen
de prognose
de vraag
het doel
erachter te komen, uitvinden
de passie
op den duur
het bedrijf, de onderneming
de zijinstromer
de sociale wetenschapper
het adviesbureau
gemengd
in de zin
bevatten, inhouden
de definitie
Page | 40
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Antonym, die +e
das Synonym, die +e
die Tendenz, die +en
die Informationsgesellschaft, die +en
beinhalten:
es beinhaltet, beinhaltete, hat beinhaltet
Seite 54
het tegengestelde
het synoniem
de trend
de informatiemaatschappij
bevatten
die Textgrafik, die -grafiken
die Arbeitsorganisation, die +en
das Arbeitsverhältnis, die +se
die Empfehlung, die +en
die Begründung, die +en
etwas systematisieren:
du systematisierst, systematisiertest, hast
systematisiert
die Schlüsselinformation, die +en
auf einen Blick
im Deutschen
die Temporalangabe, die +n
die Voraussage, die +n
das Futur (EZ)
etwas einteilen:
du teilst ein, teiltest ein, hast eingeteilt
das Mindesteinkommen, die =
Seite 55
de tekst-grafiek
de arbeidsorganisatie
de werkrelatie
de aanbeveling
de rechtvaardiging, de motivatie
systematiseren
der Neubau, die +ten
das Kommunikationsdesign
de nieuwbouw
de manier waarop communicatie vorm is
gegeven
vanwege
overdag
Besteden, uitgeven
wegen
tagsüber
ausgeben:
du gibst aus, gabst aus, hast ausgegeben
aus
das Gold
das Silber
das Textverarbeitungssystem, die +e
der Lebenspartner, die =
der Vorsatz, die Vorsätze
modal
das Plastik
ledig
die Karriere, die +n
das Mittelmeer
der Manager, die =
vorhaben:
Page | 41
de belangrijkste informatie
in een oogopslag
in het Duits
de tijdsbepaling
voorspellen
de toekomende tijd
verdelen
het minimuminkomen
uit
het goud
het zilver
het tekstverwerkingssysteem
de levensgesel
het voornemen; het voorzetstuk
modaal
de kunststof
single
de carrière
de Middellandse Zee
de manager
van plan zijn
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
du hast vor, hattest vor, hast vorgehabt
mischen:
ich mische, mischte, habe gemischt
Seite 56
mengen
der Ideenwettbewerb, die +e
die Vision, die +en
das Zukunftsszenarium, -szenarien
das Themenfeld, die +er
die Zeitreise, die +n
die Mobilität, die +en
die Fortbewegung
der Tunnel, die =
die Erde (EZ)
steuern:
du steuerst, steuertest, hast gesteuert
komplett, kompletter, am komplettesten
multimedial
automatisch, automatischer, am
automatischsten
die Saison, die +en
die Stilrichtung, die +en
ins Grüne
das Einfamilienhaus, die -häuser
die Laune, + n
das Engagement
der Single, die +s
die Bindung, die +en
langfristig
die Partnerschaft, die +en
der Freundeskreis, die +e
das Mehrgenerationenhaus, die -häuser
statt
die Collage, die +n
Seite 57
de ideeënprijsvraag
de visie; het visioen
het toekomst scenario
het onderwerpen-/begrippenveld
de reis door de tijd
mobiliteit
het vooruitbewegen
de tunnel
de aarde;de aardbol
sturen
zurück
der Stein, die +e
die Steinzeit
das Steinzeitexperiment, die +e
der Steinzeitmensch, die +en
das Steinzeitdorf, die -dörfer
Süddeutschland
aufbauen:
er baut auf, baute auf, hat aufgebaut
flieβend
das Pfahlbauhaus, die -häuser
terug
de steen
het Stenen tijdperk
het Stenen tijdperk experiment
de mens uit het stenen tijdperk
het dorp uit het stenen tijdperk
Zuid-Duitsland
opbouwen
compleet
multimediaal
automatisch
het seizoen
de stijl,de trend
naar buiten, de natuur in
het eengezinshuis
de stemming,het humeur
de inzet
de single, de vrijgezel
de (ver)binding, de band
langdurig
het partnerschap
de vriendenclub
het huis met meerdere generaties
in plaats van
de collage
vloeiend
het huis op houten palen
Page | 42
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Feuerstein, die +e
die Wolle
das Wollschwein, die +e
mit etwas klar kommen:
du kommst damit klar, er kam damit klar, sie
ist damit klar gekommen
sich verkleiden:
er verkleidet sich, du verkleidetest dich, sie hat
sich verkleidet
der Indianer, die =
anzünden:
ich zünde an, zündete an, habe angezündet
die Ernte, die +n
die Getreideernte, die +n
mahlen:
er mahlt, mahlte, hat gemahlen
das Korn, die Körner
das Feuerzeug, die +e
das Streichholz, die -hölzer
das Getreide, die =
der Brei, die +e
die Beere, die +n
der Pilz, die +e
die Kräuter (MZ)
die Nadel, die +n
der Faden, die Fäden
die Feuersteinklinge, die +n
das Leder
die Seife, die +n
de vuursteen
de wol
het wolvarken
iets het hoofd te bieden, iets kunnen
handelen
Page | 43
verkleden
de indiaan
licht
oogst
de graanoogst
(ver)malen
het graan
aansteker
de lucifer
het graan
de brij
de bes
de paddestoel
de kruiden
de naald
de draad
het vuurstenen lemmet
het leer
de zeep
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 43: Wissenschaft und Technik
Seite 59
die Ernährung
das Werkzeug, die +e
das Feuer machen
das Hilfsmittel, die =
zu Gast sein
zubereiten:
er bereitet zu, bereitete zu, hat zubereitet
herstellen:
er stellt her, stellte her, hat hergestellt
spülen:
du spülst, spültest, hast gespült
brennen:
es berennt, brannte, hat gebrannt
tagelang
zum Glück
die Zubereitung, die +en
steigen:
er steigt, stieg, ist gestiegen
das Nahrungsmittel, die =
dauernd
monatelang
jahrelang
der Ofen, die Öfen
der Herd, die +e
schneiden:
er schneidet, schnitt, hat geschnitten
sich kämmen:
du kämmst dich, er kämmte sich, wir haben
uns gekämmt
sich rasieren:
er rasiert sich, rasierte sich, hat sich rasiert
Seite 60
de voeding
het gereedschap
in brand steken, een vuur aansteken
de hulpmiddelen
te gast zijn
bereiden
der Regenmantel, die -mäntel
das Passiv
die Perspektive, die +n
der Mittelpunkt, die +e
der Prozess, die +e
füttern:
er füttert, fütterte, hat gefüttert
der Reibstein, die =e
das Steinzeitmüsli
die Zutat, die +en
pflücken:
de regenjas
de passieve vorm
het perspectief
het middelpunt
het proces; de rechtzaak
voeren
produceren
spoelen
branden
dagen
gelukkig
de bereiding
(op)stijgen
het voedsel, de voedingsmiddelen
voortdurend
maandenlang
jarenlang
de oven
fornuis
snijden
zich kammen
zich scheren
de slijpsteen
de müsli uit het Stenen tijdperk
het ingrediënt
plukken
Page | 44
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
sie pflückt, plückte, hat geplückt
die Karotte, die +n
ernten:
du erntest, erntetest, hast geerntet
die Nuss, die Nüsse
das Getreidekorn, die -körner
der Honig
dazugeben:
sie gibt dazu, gab dazu, hat dazugegeben
zum Süβen
der Holzlöffel, die =
die Tonschale, die +n
chronologisch
der Tagesablauf, die -läufe
Seite 61
global, globaler, am globalsten
das Jugendzimmer, die =
die Globalisierung
das Skateboard, die +s
Amerika
vorkommen:
es kommt vor, kam vor, ist vorgekommen
durch
Schottland
die USA
Australien
der Kontinent, die +e
lächeln:
du lächelst, lächeltest, hast gelächelt
ausländisch
das Lego-Spielzeug, die +e
das Ikea-Regal, die +e
Polen
vergangen
die Ware, die +n
der Hersteller, die =
der Import
das Importland, die -länder
der Zoll, die Zölle
zusammenbauen:
er baut zusammen, baute zusammen, hat
zusammengebaut
herkommen (aus):
de wortel
oogsten
de noot; de moer
de granen, in korrels
de honing
toevoegen
om zoet te maken
de houten lepel
de kleien schaal
chronologisch
het verloop van de dag,de dagplanning
globaal, grofweg
de jeugd kamer
de globalisering
het skateboard
Amerika
gebeuren
door
Schotland
de Verenigde Staten
Australië
het continent
glimlachen
Buitenlands; vreemd
het lego speelgoed
het Ikea-rek
Polen (de natie)
voorbij
de spullen
de producent,de vervaardiger
de import
het land van invoer
de tol
monteren, in elkaar zetten
komen uit, uit XY vandaan komen
Page | 45
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
sie kommt aus ... her, kam aus ... her, ist aus ...
hergekommen
Mauritius
der Kauf, die Käufe
produzieren:
du produzierst, produziertest, hast produziert
der Kontext, die +e
Mauritius (het eiland)
aankoop
produceren
de context
Seite 62
der Pulli, die =s
forschen:
sie forscht, forschte, hat geforscht
die Forscherin, die +nen
der Forscher, die =
die Naturwissenschaft, die +en
das Motto, die +s
das Gebiet, die +e
das Fachgebiet, die +e
die Arbeitswelt, die +en
die Geowissenschaft, die +en
die Raumwissenschaft, die +en
der Gewinner, die =
die Forschungsreise, die +n
die Gründung, die +en
sechsbeinig
der Laufroboter, die =
überprüfen:
ich überprüfe, du überprüftest, er hat
überprüft
der Motor, die +en
vorwärts
rückwärts
nach oben
nach unten
Seite 63
de trui
onderzoeken
die Konkurrenz, die -en
senkrecht
sodass
so ..., dass
der Konsekutivsatz, die -sätze
ausdrücken:
du drückst aus, drücktest aus, hast
ausgedrückt
die Konsequenz, die +en
die Preisverleihung, die +en
das Forschungslabor, die +s
de concurrentie
loodrecht
zodat
zo ... dat
de opeenvolgende clausule
uitdrukken
de onderzoekster
de onderzoeker
de natuurwetenschap
het motto
het gebied
de specialisatie
het werkveld
de geowetenschap
de ruimtewetenschap
de winnaar
de onderzoeksreis
de oprichting
zesbeens
de lopende robot
controleren
de motor
naar voren
achterwaarts
omhoog, naar boven
omlaag, naar beneden
de consequentie
de prijsuitreiking
het onderzoekslaboratorium
Page | 46
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
beeindruckt, beeindruckter, am
beeindrucktesten
Seite 64
onder de indruk zijn
der Rekord, die +e
wissenswert, wissenswerter, am
wissenswertesten
die Wissensfrage, die +n
der Küstenmammutbaum, die -bäume
der Nationalpark, die +s
Kalifornien
messen:
er misst, du maβt, sie hat gemessen
Seite 65
het record
wetenswaardig
die Flüssigkeit, die +en
sinken:
es sinkt, sank, ist gesunken
der Essig
die Kohlensäure (EZ)
das Öl, die +e
der Gepard, die +e
die Spitzengeschwindigkeit
der Stundenkilometer, die =
die Geschwindigkeit, die +en
tief, tiefer, am tiefsten
erholsam, erholsamer, am erholsamsten
die Zimmertemperatur, die +en
die Ameise, die +n
der Lkw, die -s (der Lastkraftwagen, die =)
die Zugspitze
die Höhe, die +n
unterschiedlich, unterschiedlicher,
unterschiedlichsten
der Meeresspiegel
das Metermaβ, die +e
der Gipfel, die =
der Magnet, die +e
die Masse, die +n
heben:
du hebst, hobst, hast gehoben
die Magnethälfte, die +n
der Amazonas
der Mississippi
der Nil
würzen:
du würzt, würztest, hast gewürzt
de vloeistof
zinken
de kennisvraag
de kust sequoia
het nationale park
Californië
meten
de azijn
het koolzuur
de olie
de cheeta, de luipaard
de topsnelheid
km per uur
de snelheid
diep
ontspannen
de kamertemperatuur
de mier
de truck, vrachtwagen
Zugspitze (berg)
de hoogte
verschillend
de zeespiegel
het meetlint
de top
de magneet
de massa
tillen
de andere helft van een magneet
de Amazone (rivier)
de Mississippi (rivier)
de Nijl (rivier)
kruiden
Page | 47
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
flüssig, flüssiger, am flüssigsten
das Höhenniveau, die +s
die Meeresoberfläche
verteilen:
er verteilt, verteilte, hat verteilt
die Erklärung, die +en
etwas senken:
er senkt sie (die Preise), senkte sie (die
Kosten), hat sie gesenkt
die Wasserdichte
untergehen:
es geht unter, ging unter, ist untergegangen
das Milligramm (EZ)
wiegen:
du wiegst, wogst, hast gewogen;
du wiegst es (das Kind), wiegtest es, hast es
gewiegt
100-fach
das Gewicht, die +e
umrechnen:
du rechnest um, rechnetest um, hast
umgerechnet
die Messung, die +en
der Triester Pegel
die Adria
der Amsterdamer Pegel
die Nordsee
vloeibaar, vloeiend
de hoogte
het zee-oppervlak
verdelen
de verklaring
verlagen
de dichtheid van het water
ondergaan, verzinken
de milligram
wegen;
wiegen
100-voudig
het gewicht
converteren, omrekenen
de meting
het Triester peil
de Adriatische Zee
het Amsterdams Peil
de Noordzee
Page | 48
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 44: Konsum
Seite 66
der Konsum
das Brettspiel, die +e
das Computerspiel, die +e
der Ordner, die =
abhängen:
du hängst (ihn) ab, hingst (uns) ab, hast (sie)
abgehangen
achten (auf +4):
er achtet auf ihn, sie achtete auf dich, du
hast auf uns geachtet
verenden:
es (das Tier) verendet, verendete, ist
verendet
etwas wegschmeiβen:
du schmeiβt es (das Papier) weg, er schmiss
es weg, sie hat es weggeschmissen
tauschen:
er tauscht, tauschte, hat getauscht
weiterverwenden:
sie verwendet es (das Tuch) weiter,
verwendete es weiter, hat es
weiterverwendet
Seite 67
het verbruik
het bordspel
het computerspel
de multimap,de klapper,de akteordener
afhangen; iemand achter zich laten
korrigieren:
er korrigiert, korrigierte, hat korrigiert
sich wohl fühlen:
er fühlt sich wohl, fühlte sich wohl, hat sich
wohl gefühlt
der Second-Hand-Laden, die -läden
die Puppe, die +n
der Teddybär, die +en
behalten:
du behältst, behieltest, hast behalten
zerrissen
die Socke, die =n
das Loch, die Löcher
die Unterwäsche (MZ)
wegwerfen:
er wirft weg, warf weg, hat weggeworfen
sich vorsehen:
er sieht sich vor, sah sich vor, hat sich
vorgesehen
der Nerv, die +en
corrigeren
letten op
sterven, dood gaan
iets weggooien
verwisselen, ruilen
verder gebruiken, hergebruiken
je goed, op je gemak voelen
de tweedehands winkel
de pop
de Teddy Beer
houden
gescheurd, verscheurd
de sok
het gat
de ondergoed
weggooien
voorzichtig zijn, uitkijken
de zenuw
Page | 49
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
das Nachbarskind, die +er
die Spielesamlmlung, die +en
aufheben:
du hebst auf, hebtest auf, hast aufgehoben
der Stoff, die +e
der Bilderrahmen, die =
der Blumentopf, die -töpfe
sparsam, sparsamer, am sparsamsten
unnötig
meinetwegen
gucken:
er guckt, guckte, hat geguckt
gleichfalls
ebenso
die Garderobe, die +n
sich bemühen (um +4):
er bemüht sich um dich, bemühte sich um
euch, hat sich um uns bemüht
gebrauchen:
du gebrauchst, gebrauchtest, hast gebraucht
der Keller, die =
das Erinnerungsstück, die +e
anstatt
statt
indem
ewig
Seite 68
het buurkind
de verzameling spelletjes
oprapen;
bewaren
de stof
de fotolijst, de wissellijst
de bloempot
zuinig
onnodig
met mijn toestemming, van mijn part
kijken
die Umfrage, die +n
die Statistik, die +en
der Jeansrock, die -röcke
die Modellautosammlung, die +en
der Zustand, die Zustände
die Theatervorstellung, die +en
das Modellauto, die +s
die Sammlung, die +en
die Originalverpackung, die +en
die Adjektivendung, die +en
preiswert, preiswerter, am preiswertesten
hellbraun
der Kleiderschrank, die -schränke
die Schublade, die +n
die Kommode, die +n
das Hochbett, die +en
die Kleinanzeige, die +n
die Schulsache, die +n
die Schuluniform, die +en
het onderzoek, de enquête
de statistiek
de denim-/spijkerrok
de modelautocollectie
de toestand, de situatie
de theater-/toneelvoorstelling
de modelauto
de collectie,de verzameling
de originele verpakking
de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord
goedkoop
lichtbruin
de klerenkast
de lade
de commode
de hoogslaper
de kleine advertentie
de schoolspullen
het schooluniform
ook, eveneens, insgelijks, het zelfde
ook, eveneens, insgelijks, het zelfde
de kapstok; de garderobe
trachten, zich inspannen
gebruiken
de kelder
het souvenir
in plaats van
in plaats van
door, doordat
eeuwig
Page | 50
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Zimmerausstattung, die +en
die Freizeitsache, die +n
die Spielkarte, die +n
der Schal, die +s
die Sportkleidung
Seite 69
de kamervoorzieningen, -inrichting
het recreatieve ding
de speelkaart
de sjaal
de sportkleding
der Umgang
die Zielgruppe, die +n
das ABC
die Jugendwerbung
sich / etwas umgeben (mit +3):
er umgibt sich mit …, du umgabst dich mit,
sie hat sich mit … umgeben
begleiten:
er begleitet sie, sie begleitete dich, du hast
uns begleitet
die Werbeindustrie
das Markenprodukt, die +e
die Kaufentscheidung, die +en
jugendlich
das Bedürfnis, die +se
extra
das Lebensjahr, die =e
die Süβigkeit, die +en
je … desto
der Sportschuh, die +e
das Deo(dorant), die +s
der Fruchtsaft, die -säfte
treu, treuer, am treusten
die Lieblingsmarke, die +n
das Opfer, die =
geschickt
die Werbestrategie, die +n
das Recht, die +e
manipulativ, manipulativer, am
manipulativsten
jemanden /etwas ablehnen:
du lehnst ihn (den Jungen) ab, er lehnte uns
ab, wir haben ihn (den Vorschlag) abgelehnt
de omgang
de doelgroep
het ABC
de jeugdreclame
omringen
jemanden / etwas ignorieren:
er ignoriert mich, du ignoriertest mich, wir
haben euch ignoriert
sich weigern:
ich weigere mich, du weigertest dich, er hat
sich geweigert
negeren
Page | 51
begeleiden
de reclame-industrie
het merkproduct
de beslissing tot een aankoop
jeugdig
de behoefte
extra
het jaar
snoepje
hoe … deste
de sportschoen
de deodorant
het sap
trouw
het favoriete merk
het (slacht)offer
gestuurd
de reclame-strategie
het recht
manipulatief
verwerpen, afwijzen
weigeren
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
folgen:
sie folgt, folgte, ist gefolgt
der Versuch, die +e
wert
mitbezahlen:
du bezahlst mit, er bezahlte mit, wir haben
mitbezahlt
umsonst
systematisch, systematischer, am
systematischsten
das Firmenzeichen, die =
Seite 70
volgen
der Einfluss, die Einflüsse
reduzieren:
du reduzierst, reduziertest, hast reduziert
der Käufer, die =
die Werbeaussage, die +n
überzeugend, überzeugender, am
überzeugendsten
die Genitivform, die +en
etwas abstimmen (auf +4):
er stimmt es (auf ...) ab, stimmte es (auf ...)
ab, hat es (auf ...) abgestimmt
der Werber, die =
die Analyse, die +n
sich verlassen (auf +4):
er verlässt sich auf ... , verlieβ sich auf ... , hat
sich auf ... verlassen
Seite 71
de invloed
verminderen
der Satzbau
zweitteilig
der Konnektor, die +en
das Sonderangebot, die +e
das Elektrogerät, die +e
auβer
der Experte, die +n
die Sicherheit, die +en
hinweisen (auf +4):
du weist auf ... hin, wiest auf ... hin, hast auf
... hingewiesen
der Aufzug, die Aufzüge
der Hinweis, die +e
die Meldung, die +en
inklusive
modal
de syntax, dezinsbouw, de woordvolgorde
tweedelig
de connector,het verbindingsstuk,de schakel
de speciale aanbieding
het electrische apparaat/toestel
behalve
de deskundige,de expert (M)
de veiligheid,de zekerheid
wijzen op, attent maken op
het experiment,het probeersel
waard
mee betalen
Page | 52
gratis; voor niets
systematisch
het logo van het bedrijf
de koper
de reclameboodschap
overtuigend
de vorm van de 2de naamval
iets afstemmen (op)
diegene die aan het werven is
de analyse
vertrouwen (op)
de lift;de manier van kleden
de aanwijzing
het bericht
inclusief
modaal
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Seite 72
beteiligt sein (an +3):
er ist beteiligt an ..., war beteiligt an ..., ist an
... beteiligt gewesen
der Inhaber, die =
die Orthopädie
der Markenname, die +n
der Schuhmacher, die =
das Handwerk, die +e
die Schuhwelt
etwas auf den Kopf stellen
die Überlegung, die +en
flach, flacher, am flachesten
das Fuβbett, die +en
die Fluβform, die +en
gewölbt
etwas nachempfinden:
du empfindest es nach, empfandest es nach,
hast es nachempfunden
der Tragekomfort
die Neuerung, die +en
dankbar, dankbarer, am dankbarsten
orthopädisch
der Kriegsverletzte, die +n
etwas anfertigen:
du fertigst an, fertigtest an, hast angefertigt
das Schuhkonzept, die +e
die Sandale, die +n
modisch, modischer, am modischsten
absolut
die Ökosandale, die +n
die Entstehungsgeschichte, die +en
der Erfinder, die =
der Unternehmer, die =
der Gründer, die =
die Erfolgsgeschichte, die +n
sich / etwas waschen:
du wäschst dich / etwas, er wusch sich /
etwas, ihr habt euch / etwas gewaschen
mitterweile
betrokken zijn bij
de eigenaar
de orthopedie
de merknaam
de schoenmaker, -reperateur
het ambacht
de wereld van de schoen(en)
iets op z’n kop zetten
de reflectie,de gedachte, de overdenking
plat, vlak, effen
het voetbed
de manier/vorm waarop iets stroomt
gebogen
iets aanvoelen, je kunnen indenken
het draagcomfort
de vernieuwing,de innovatie
dankbaar
orthopedisch
de gewonde door een oorlog
maken, vervaardigen, produceren
het concept/idee chter een schoen(merk/ontwerp)
de sandaal
modieus
absoluut
ecologisch verantwoorde/milieubewust
geproduceerde sandaal
de ontstaansgeschiedenis
de uitvinder
de ondernemer, de eigenaar van een bedrijf
de oprichter
het succesverhaal
wassen, schoon maken
inmiddels
Page | 53
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 45: Helden und Vorbilder
Seite 74
der Held, die +en
die Heldin, +nen
das Vorbild, die +er
still, stiller, am stillsten
die Weltumseglerin, die +nen
der Revolutionär, die +e
idealistisch
entschlossen sein:
du bist entschlossen, warst entschlossen, bist
entschlossen gewesen
mutig, mutiger, am mutigsten
ehrgeizig, ehrgeiziger, am ehrgeizigsten
verantwortungsvoll, verantwortungsvoller,
am verantwortungsvollsten
heldenhaft
der Friede(n)
die Völkerverständung
auf etwas verzichten: er verzichtet auf ...,
verzichtete auf ..., hat auf ... verzichtet
de held
de heldin
het prototype; het idool
stil, rustig
de vrouw die de wereld over zeilt
de revolutionair,de rebel
idealistisch
vastberaden, beslist van plan zijn
moedig
ambitieus
verantwoordelijk gedrag vertonen
heldhaftig
de vrede
het begrip van naties voor elkaar, in gesprek
zijn van naties met elkaar
afzien van, achterwege laten van
gerecht, gerechter, am gerechtesten
für etwas kämpfen:
du kämpfst für ..., kämpftest für ..., hast für
... gekämpft
jemanden / etwas retten:
er rettet, rettete, hat gerettet
die Gleichheit
die Verantwortung
das Relativpronomen, die =
Seite 75
rechtvaardig
vechten voor, opkomen voor
das Geburtsland, die –länder
das Geburtsjahr, die +e
der Knall, die +e
der Blindenfuβballer, die =
Eritrea
prallen gegen (100 % +4):
er prallt (gegen ...), prallte gegen ..., ist
gegegn ... geprallt
prall, praller, am prallsten
angeschnallt sein > sich anschnallen:
er schnallt sich an, schnallte sich an, hat sich
angeschnallt; er ist angeschnallt
het geboorteland
het geboortejaar
de knal, het harde geluid
de blinde voetballer
Eritrea (het land)
ergens tegenaan rijden
iemand/iets redden
gelijkwaardigheid, het gelijk zijn
de verantwoordelijkheid
het betrekkelijk vnw
goed gevuld zijn, propvol
de veiligheidsgordel dragen
Page | 54
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
hinausschleudern:
er schleudert heraus, schleuderte heraus, ist
herausgeschleudert
ansonsten
sich / etwas verbrennen:
du verbrennst dich / etwas, verbranntest
dich / etwas, hast dich / etwas verbrannt
das Abkommen, die =
der Schluck, die +e
die Droge, die +n
künstlich
das Koma
die Fieberattacke, die +n
blind
die Nationalmannschaft, die +en
der Meister, die =
der EM-Teilnehmer, die =
der Champions League-Teilnehmer, die =
die Landesliga, die -ligen
die TSG Tübingen
jemande / etwas erobern:
du eroberst ihn, erobertest uns, hast mich
erobert
die Schelle, die +n
der Lärm
das Spielfeld, die +er
der Zuschauer, die =
das Tor, die +e
jubeln: er jubelt, jubelte, hat gejubelt
der Rufer, die =
der Guide, -s
der Blinde, -n
der Torwart, -e
der Schiedsrichter, die =
auf (+4) jemanden zulaufen:
du läufst auf ihn zu, liefst auf uns zu, bist auf
sie zugelaufen
jemandem. zulaufen (+3):
er (der Hund) läuft ihm (dem Freund) zu, sie
(die Katze) lief mir zu, er (der Hund) ist mir
zugelaufen
sich behindern: er behindert mich,
behinderte mich, hat mich behindert
zusammenstoßen:
er stößt zusammen, stieß zusammen, ist
zusammengestoßen
der Schaumgummiring, die +e
naar buiten/eruit slingeren
anders
verbranden, in vlammen opgaan
Page | 55
de overeenkomst
het slokje
de drug
kunstmatig
de coma
de koortsaanval
blind
de nationale ploeg
de meester, beste, master
de deelnemer aan het EK
de deelnemer aan de Champions League
de nationale competitie
de turn- en sportgezelschap Tübingen
veroveren
de klem, de beugel
het lawaai, de drukte
het speelveld
de toeschouwer
het doel (sport); de poort; de dwaas/gek
juichen, jubelen
de beller
de gids
de blinde
de doelman, keeper
de scheidsrechter
naar iemand toe lopen
aan komen lopen
zich/elkaar belemmeren
botsen
de ring/band van schuimrubber
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Mut
die Glocke, die +n
die Bundesliga
jemandem. etwas zurufen:
du rufst mir etwas zu, er rief dir etwas zu, sie
hat uns etwas zugerufen
der Betreuer, die =
der Helfer, die =
Seite 76
de moed
de klok, de bel
de eredivisie
toeroepen
weltweit
das Aids
Afrika
britisch
der Oscar, die +s
die Sinnlichkeit
argentinisch
schießen:
er schießt, schoss, hat geschossen
der FC Barcelona
Seite 77
wereldwijd
de aids (ziekte)
Afrika
Brits
de Oscar
de zinnelijkheid,de zinnelijke begeerte
Argentijns
schieten
die Zivilcourage
der Zeuge, die +n
sich einmischen (in +4): er mischt sich ein,
mischte sich ein, hat sich eingemischt
der Täter, die =
der Dieb, die +e
wegschauen:
du schaust weg, schautest weg, hast
weggeschaut
der Mathe-Test, die +s
(etwas) abschreiben (+4):
er schreibt (etwas) ab, schrieb (etwas) ab,
hat (etwas) abgeschrieben
de moed
de getuige
zich bemoeien met
etwas beschließen:
du beschließt etwas, er beschloss etwas, wir
heben etwas beschlossen
warnen:
ich warne dich, du warntest mich, er hat
euch gewarnt
jemanden. auf (+4) etwas / jemanden.
aufmerksam machen:
du machst mich auf sie aufmerksam, du
machtest ihn auf uns aufmerksam, du hast
ihn auf euch aufmerksam gemacht
Page | 56
de verzorger,de begeleider
de helper
FC Barcelona
de dader
de dief
wegkijken
het wiskunde-PW/-SO
overschrijven
= overschrijven, spieken
= iets heeft het geld opgebracht dat
geinvesteerd werd
besluiten, beslissen
waarschuwen
attent maken op, wijzen op
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Typ, die +en
ugs. = umgangssprachlich
der Verweis, die +e
kritisieren:
er kritisiert, kritisierte, hat kritisiert
jemanden auffordern (+4):
er fordert dich auf, forderte mich auf, hat
euch aufgefordert
etwas geht jemanden (nichts) an (+4):
es geht dich nichts an, ging euch nichts an,
hat uns nicht angegangen
das Gewissen
der Schulleiter, die =
die Mathematik-Olympiade, die +n
etwas regeln:
du regelst etwas, regeltest etwas, hast etwas
geregelt
die Eile
die Zwölfte
Seite 78
het type, het figuur
omgangstalig
de verwijzing; de vermaning
(be)kritiseren
der Satzanfang, die -anfänge
jemandem. etwas wegnehmen (+3):
du nimmst mir etwas weg, nahmst uns
etwas weg, hast ihnen etwas weggenommen
die Gewalt
jemanden beleidigen (+4):
du beleidigst mich, er beleidigte euch, ihr
habt uns beleidigt
das Handeln
die Wirkung, die +en
wirkungsvoll, wirkungsvoller, am
wirkungsvollsten
die Waffe, die +n
jemanden / etwas anfassen (+4):
du fasst mich an, er fasste euch an, ihr habt
uns angefasst
siezen: er siezt mich, siezte mich, hat mich
gesiezt
duzen: er duzt mich, duzte mich, hat mich
geduzt
jemanden ansprechen (+4):
du sprichst mich an, er sprach euch an, ihr
habt uns angesprochen
das Verbrechen, die =
etwas / jemandem. zuschauen (+3):
er schaut mir zu, schaute ihr zu, hat uns
het begin van de zin
wegnemen
met nadruk uitnodigen om iets te doen
iets gaat iemand (niet) aan
het geweten
de schoolleider
de Wiskunde-olympiade
regelen
de haast, de spoed
de twaalfde
het geweld
beledigen
het handelen
de werking, het gevolg
indrukwekkend, krachtig, sterk
het wapen
voelen, raken, vastpakken
iemand met ‘Sie‘ aanspreken / vouvoyeren
iemand met ‘du’ aanspreken / tutoyeren
aanspreken
het misdrijf, de misdaad
toezien, toekijken
Page | 57
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
zugeschaut
die Flucht
der Fluchtweg, die +e
die Einzelheit, die +en
die Unterstützung, die +en
die Bremse, die +n
die Notbremse, die +n
der Alarm, die +e
alarmieren:
er alarmiert, alarmierte, hat alarmiert
die Gebühr, die +en
gebührenfrei
die Lebensgefahr
der Dienst, die +e
der Rettungsdienst, die +e
die Kriminalpolizei
(sich) zur Verfügung stellen (+4):
er stellt sich zur V., stellte sich zur V., hat
sich zur V. gestellt
Seite 79
fliehen:
du fliehst, er floh, wir sind geflohen
die Straftat, die +en
die Benutzung
die Macht, die Mächte
sich / jemanden verletzen:
du verletzt dich, er verletzte sich, ihr habt
euch verletzt
jemanden berühren (+4):
er berüht sie, berührte mich, hat euch
berührt
geeignet sein: du bist geeignet, warst
geeignet, bist geeignet gewesen
geeignet, geeigneter, am geeignetsten
gegenüber
die Aufforderung, die +en
stehlen:
du stiehlst, stahlst, hast gestohlen
die Handtasche, die +n
die Schlägerei, die +en
der Disco-Eingang, die -Eingänge
diskriminieren:
er diskriminiert, diskriminierte, hat
diskriminiert
der Fahrer, die =
der Verletzte, die +n
de vlucht, het wegvluchten
de vluchtroute
de bijzonderheid, het detail
de steun, ondersteuning, hulp
de rem
de noodrem
het alarm
alarmeren
het verschuldigde bedrag, de vergoeding
kostenloos, gratis
het levensgevaar
de dienst
de reddingsdienst
de recherche
(zich) ter beschikking stellen
vluchten
het strafbaar feit
de gebruikmaking, het gebruik
de macht
verwonden
aanraken
geschikt zijn
geschikt
tegenover
de nadrukkelijke uitnodiging
stelen
de handtas
de vechtpartij
de disco-ingang
discrimineren
de chauffeur
de gewonde
Page | 58
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Seite 80
der Comic-Held, die +en
die Tigerente, die +n
das Kinderbuch, die -bücher
der Hauptcharakter, die +e
populär, populärer, am populärsten
braun-gelb
rollen
der Streifen, die =
die Comicfigur, die +en
die Schnur, die Schnüre
herziehen:
er zieht her, zog her, ist hergezogen
die Comicserie, die +n
belgisch
der Comiczeichner, die =
der Comicautor, die +en
der Foxterrier, die =
das Rätsel, die =
das Abenteuer, die =
der Detektiv, die +e
Seite 81
de stripheld
de tijgereend (een strip)
het kinderboek
de hoofdpersoon
populair
geelbruin
rollen, draaien
de strook,de reep
de stripfiguur
het touw
hierheen komen, hier gaan wonen
etwas nachlesen (+4):
er liest nach, las nach, hat nachgelesen
der Zeichentrickfilm, die +e
wöchtenlich
moralisch
die Ehefrau, die +en
respektlos, respektloser, am respektlosesten
talentiert sein:
du bist talentiert, warst talentiert, bist
talentiert gewesen
einjährig
etwas thematisieren:
er thematisiert, thematisierte, hat
thematisiert
der Aspekt, die +e
die Alltagskultur, die +en
die Korruption, die +en
die Ente, die +n
die Denkaufgabe, die +n
die Zeichentrickserie, die +n
das Comicbuch, die -bücher
die Staatsangehörigkeit
die Stärke, die +n
unbekannt, unbekannter, am
nalezen, opzoeken
de stripreeks
Belgisch
de cartoonist
de stripschrijver
Fox terrier (hondenras)
het raadsel
het avontuur
de detective
de tekenfilm
wekelijks
moreel
de echtgenote
respectloos
getalenteerd, talentvol
eenjarig
thematiseren
het aspect
de alledaagse cultuur
de corruptie
de eend
het denkspelletje
de tekenserie
het stripboek
de nationaliteit
de sterkte,de kracht
onbekend
Page | 59
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
unbekanntesten
Page | 60
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 46: Politik
Seite 82
wahlberechtigt sein
etwas vollenden (+4): er vollendet etwas,
vollendete etwas, hat etwas vollendet
das Grundgesetz (EZ)
die Bundesrepublik, -en
der Absatz, die Absätze
das Wahlrecht
manipulierbar, manipulierbarer, am
manipulierbarsten
beeinflussbar, beeinflussbarer, am
beeinflussbarsten
die Demokratie, die +n
wesentlich, wesentlicher, am wesentlichsten
das Engagement, die +s
jemanden / etwas ausschließen:
er schließt mich aus, schloss uns aus, hat
euch ausgeschlossen
das Pro-Argument, die +e
das Kontra-Argument, die +e
zwar ... aber
die Politikkenntnisse (MZ)
etwas fordern:
er fordert, forderte, hat gefordert
der 16-Jährige, die +n
die Entscheidung, die +en
die Mehrheit, die +en
üblich, üblicher, am üblichsten
tendieren zu (+3):
du tendierst, tendiertest, hast tendiert
radikal, radikaler, am radikalsten
das Bankkonto, die -konten
die Schuld, die +en
reif, reifer, am reifsten
nicht nur...sondern auch
etwas mitgestalten: er gestaltet es (das
Haus) mit, sie gestaltete es (das Leben) mit,
wir haben es (das Fest) mitgestaltet
laut, lauter, am lautesten
unter
verantwortlich
die Minderheit, die +en
vernünftig, vernünftiger, am vernünftigsten
Seite 83
kies-, stemgerechtigd zijn
voltooien
de grondwet
de bondsrepubliek
de hak; de alinea
het stemrecht
manipuleerbaar
beïnvloedbaar
de democratie
wezenlijk, essentieel
de verbintenis, de aanstelling; de inzet
uitsluiten
het voor-argument
het tegen-argument
weliswaar ... maar
de kennis van de politiek
invorderen, eisen
de 16-jarige
het besluit, de beslissing
de meerderheid
gebruikelijk
neigen tot
radicaal
de bankrekening
de schulden
rijp
niet alleen...maar ook
mede vormgeven
luid
onder
verantwoordelijk
de minderheid
verstandig
Page | 61
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
etwas umformen:
du formst um, formtest um, hast umgeformt
mitentscheiden über (+4):
Sie entscheidet über ... mit, entschied über
... mit, hat über ... mitentschieden
das Reichstagsgebäude
der Sitz, die +e
der Bundestag
der Stimmzettel, die =
die Meinungsäußerung, die +en
die Demonstration, die +en
die Bürgerinitiative, die +n
die Bundestagswahl, die +en
die Stimme, die +n
regieren:
du regierst, regiertest, hast regiert
die Opposition, die +en
Seite 84
vervormen; hervormen
sich (bei +3) beschweren (über +4):
ich beschwere mich bei dir über sie, du
beschwertest dich bei ihm über uns, er hat
sich bei uns über Sie beschwert
das Volk, die Völker
der Volksvertreter, die =
die Ausrede, die +n
sich anstrengen (+4):
du strengst dich an, er strengte sich an, ihr
habt euch angestrengt
die Mitbestimmung
hingehen:
du gehst hin, gingst hin, bist hingegangen
der Samstagvormittag, die +e
der Samstagabend, die +e
der Sonntagmittag, die +e
der Sonntagnachmittag, die +e
der Zweifel, die =
Seite 85
klagen over
liberal, liberaler, am liberalsten
konservativ, konservativer, am
konservativsten
sozialdemokratisch, sozialdemokratischer,
am sozialdemokratischsten
ökologisch, ökologischer, am ökologischsten
sozialistisch, sozialistischer, am
sozialistischsten
liberaal
conservatief
meebeslissen
het Rijksdaggebouw
de zitplaats
de Bondsdag = 2de Kamer van de BRD
het stembriefje, -billet
de meningsuiting
de demonstratie
het burgerinitiatief
de verkiezing
de stem
regeren
de oppositie
het volk
de volksvertegenwoordiger
de smoes
zich inspannen
de medezeggenschap
erheen gaan
de zaterdagochtend
de zaterdagavond
de zondagmiddag
de zondagnamiddag
de twijfel
sociaal-democratisch
ecologisch
socialistisch
Page | 62
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Gerechtigkeit
die Solidarität
das Christentum
die Eigenverantwortung
die Linke
das Bündnis 90
die Sozialdemokratische Partei Deutschlands
(SPD)
die Christliche Demokratische Union (CDU)
die Christliche Soziale Union (CSU)
die Freie Demokratische Partei (FDP)
die Jungen Liberalen (Julis)
die Linksjugend Solid
die Grüne Jugend
die Jungen Sozialisten (Jusos)
die Junge Union
demokratisch, demokratischer, am
demokratischsten
der Sozialismus
der Minijob, die +s
der Datenschutz
der Konzern, die +e
die Armut
das Kraftwerk, die +e
das Kohlekraftwerk, die +e
die Kernenergie, die +en
niedrig, niedriger, am niedrigsten
die Kindergartengebühr, die +en
die Studiengebühr, die +en
die Beschäftigung, die +en
der Zusammenschluss, die -schlüsse
etwas verstaatlichen:
man verstaatlicht etwas, verstaatlichte, hat
etwas verstaatlicht
der Reichtum, die Reichtümer
Seite 86
weder ... noch
die Bildung
der Geldbeutel, die =
die Verstaatlichtung, die +en
der Bundesrat
de rechtvaardigheid
de solidariteit
het christendom
de eigen verantwoordelijkheid
de links staanden (partij, vergelijkbaar met
SP)
vergelijkbaar Groen Links, Verbond 90/de
Groenen
vergelijkbaar PvdA, de sociaaldemocratische partij Duitsland
vergelijkbaar CDA, de christelijk
democratische unie
vergelijkbaar CDA, de christelijk sociale unie
vergelijkbaar VVD, de vrije democratische
partij
de jonge liberalen
de linkse jeugd
de Groene Jeugd
de jonge socialisten
jongerenorganisatie CDU/CSU
democratisch
het socialisme
de bijbaan (met minimum inkomen)
de bescherming van de privacy
het concern
de armoede
de elektriciteitscentrale
de kolencentrale
de kernenergie
laag, gemeen
de contibutie/kosten voor kleuterschool
het studiegeld
de bezigheid, de baan
de vereniging, de samensmelting, de fusie
nationaliseren
de rijkdom
noch ... noch
de vorming,de vormgeving;
de algemene ontwikkeling,de opleiding
de portemonnee
de nationalisatie
de Bondsraad, federale senaat in BRD en
Page | 63
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Bundespräsident, die +en
die Bundesregierung, die +en
der Bundeskanzler, die =
der Bundesminister, die =
die Landesregierung, die +en
der Ministerpräsident, die +en
der Landesminister, die =
der Landtag, die +e
das Landesparlament, die +e
das Bundesparlament
der Wähler, die =
die Landtagswahl, die +en
regierend
die Oppositionspartei, die +en
die Regierung, die +en
Oostenrijk
de bondspresident
de bondsregering
de bondskanselier
de bondsminister
de landsregering/regering van een deelstaat
de ministerpresident
de minister van een deelstaat
het parlement/de vertegenwoordiging van
een deelstaat
het parlement van een deelstaat
het bondsparlement
de kiezer
de deelstaatverkiezing
regerend
de oppositiepartij
de regering
Seite 87
repräsentieren:
sie repräsentiert, repräsentierte, hat
repräsentiert
der Vertreter, die =
die Vertretung, die +en
die Kontrolle, die +n
der Demonstrativartikel, die =
etwas Bestimmtes
illustrieren:
er illustriert etwas, es illustrierte etwas, sie
hat etwas illustirert
die Republik, die +en
die Parteiendemokratie, die +en
der König, die +e
der Staatspräsident, die +en
vertegenwoordigen
de vertegenwoordiger
de vertegenwoordiging; de dochterfirma,
het filiaal
de controle
het aanwijzend lidwoord
iets specifieks
illustreren
de republiek
de democratie gebaseerd op partijen
de koning
de president
Seite 88
sich beteiligen (an +3): er beteiligt sich daran,
beteiligte sich daran, hat sich daran beteiligt
die Europäische Kommission
Brüssel
die Forderung, die +en
das Schulbuch, die -bücher
das Miteinander (EZ)
zich aanmelden, meedoen met iets
de Europese Commissie
Brussel
de vordering,de eis
het schoolboek
het naast elkaar bestaan, met elkaar leven
Page | 64
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Balken, die =
der Leistungsdruck (EZ)
de balk,het groot/lang stuk hout
de druk om te presteren
Lektion 47: Freundschaften
Seite 90
die Treue (EZ)
die Top-3-Liste, die -en
durch dick und dünn gehen
ideal, idealer, am idealsten
erwarten:
du erwartest, erwartetest, hast erwartet
die Grundlage, die +n
erkennen: sie erkennt, erkannte, hat erkannt
das Jogging (EZ)
de loyaliteit
de top 3 lijst
door dik en dun gaan
ideaal
verwachten
de basis
herkennen
het joggen
Seite 91
ehrlich, ehrlicher, am ehrlichsten
lügen: du lügst, logst, hast gelogen
zuverlässig, zuverlässiger, am zuverlässigsten
die Schwäche, die +n
absolut
notwendig, notwendiger, am notwendigsten
die Rücksicht (EZ)
sich amüsieren (bei, in, mit +3, über +4):
du amüsiert dich bei mir, er amüsierte sich in
der Disko, wir amüsierten uns über den Witz
das Immunsystem
eerlijk
leugen
betrouwbaar
de zwakte
absoluut
nodig, noodzakelijk
het rekening houden met
zich vermaken
het immuunsysteem
Seite 92
leiden (an +3):du leidest, littst, hast gelitten
empfinden:
er empfindet, empfand, hat empfunden
die Kapazität, die +en
Kontakte pflegen:
sie pflegt K., pflegte K., hat K. gepflegt
der Zeitraum, die -räume
jedoch
befreundet
der Prominente, die +n
die Show, die +s
Seite 93
lijden
voelen
de capaciteit
het onderhouden van contacten
de periode
echter
bevriend
de beroemdheid
de show
Page | 65
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
spinnen:
du spinnst, spannst, hast gesponnen
die Hauptperson, die +en
die Bildunterschrift, die +en
der Außerirdische, die +n
der Science-Fiction-Film, die +e
die Filmgeschichte, die +n
der Besucherrekord, die +e
mittlerweile
längst
der Klassiker, die =
sehenswert, sehenswerter, am
sehenswertesten
die Mission, die +en
landen:
er landet, landete, ist gelandet
der Fremde, die +n
jemanden / etwas verstecken (+4):
sie versteckt ihn, versteckte euch, hat sich
versteckt
tief, tiefer, am tiefsten
außergewöhnlich, außergewöhnlicher, am
außergewöhnlichsten
die Trennung, die +en
das Hauptthema, die -themen
der Planet, die +en
sich zurechtfinden (in +3):
er findet sich zurecht, fand sich zurecht, hat
sich zurechtgefunden
zurückkehren:
du kehrst zurück, kehrtest zurück, bist
zurückgekehrt
das Lebewesen, die =
erfolgreich, erfolgreicher, am erfolgreichsten
ungleich
der Dialekt, die +e
übersetzen:
er überstetzt, übersetzte, hat übersetzt
verfilmen:
spinnen; gek zijn
de hoofdpersoon
het bijschrift
het buitenaardse wezen
de science fiction film
de filmgeschiedenis
het bezoekersrecord
ondertussen
al lang
de klassieker
bezienswaardig
de missie
landen
de vreemdeling
verstoppen
diep
buitengewoon
de scheiding
het hoofdthema
de planeet
de weg vinden
teruggaan, -komen, naar huis gaan
het levende wezen
succesvol
ongelijkwaardig, niet hetzelfde zijn,
verschillend
het dialect
vertalen
verfilmen
Page | 66
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
sie verfilmt, verfilmte, hat verfilmt
Gallien
feindlich, feindlicher, am feindlichsten
der Römer, die =
die Küste, die +n
das Küstendorf, die -dörfer
römisch
die Armee, die +n
die Distanz, die +en
das Geheimrezept, die +e
der Bewohner, die =
schlau, schlauer, am schlauesten
naiv, naiver, am naivsten
allzu
fern
das Zusammenspiel
das Heldenbild, die +er
wiedergeben:
er gibt wieder, gab wieder, hat wiedergegeben
speziell, spezieller, am speziellsten
übermenschlich
der Dorfbewohner, die =
Gallië
vijandig
de Romeinen
de kust
het kustplaatsje
Romeins
het leger
de afstand
het geheime recept
de bewoners
slim
naïef
al te
afgelegen, ver weg
de interactie
het heldenbeeld
weergeven
specifiek
bovenmenselijk
de dorpelingen
Seite 94
die Figur
oberflächlich
die Ortsangabe
das Indefinitpronomen
klären:
du klärst, klärtest, hast geklärt
de figuur
oppervlakkig
de locatie informatie
de onbepaalde voornaamwoorden
verduidelijken
Seite 95
der Filmtipp, die +s
der Mathematiker, die =
die Auszeichnung, die +en
jemanden aus der Reserve locken
die Autovermietung, die +en
extrovertiert, extrovertierter, am
extrovertiertesten
der Lebenskünstler, die =
daraufhin
begreifen:
de film tip
de wiskundige
de prijs
stoken, prikkelen, porren
de autoverhuur
extravert
de levens kunstenaar
daarna
begrijpen
Page | 67
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
du begreifst, begriffst, hast begriffen
sich verhalten:
er verhält sich, verhielt sich, hat sich verhalten
jemanden / etwas verzeihen:
du verzeihst mir, er verzieh dir, wir haben euch
verziehen
das Fazit
irreal, irrealer, am irrealsten
der Vergleichssatz, die -sätze
Höhen und Tiefen
sich benehmen:
sie benimmt sich, benahm sich, hat sich
benommen
das Geheimnis, die +se
ausreden:
er redet aus, redete aus, hat ausgeredet
entspannt, entspannter, am entspanntesten
der Wunschsatz, die -sätze
die Inhaltsangabe, die +n
zich gedragen
vergeven
Page | 68
de conclusie
onwerkelijk
het tarief/bedrag dat ermee vergeleken
kan worden
de hoogte- en dieptepunten
zich gedragen
het geheim
uitpraten; uit het hoofd praten
ontspannen
het gewenste tarief
de inhoudsopgave
Seite 96
notfalls
der Leib, die +er
etwas weggeben (+4):
du gibst weg, gabst weg, hast weggegeben
in Stücke reißen:
du reißt es (das Papier) in Stücke, rissest es in
Stücke, hast es in Stücke gerissen
jemanden / etwas im Stich lassen:
sie lässt uns im Stich, ließ ihn im Stich, hat
euch im Stich gelassen
ausnahmsweise
die Redewendung, die +en
die Notlage, die +n
das Außergewöhnliche
das Letzte, die +n
opfern:
du opferst, opfertest, hast geopfert
in geval van nood
het lichaam
weggeven
in stukken breken, verscheuren
verlaten, in de steek laten
bij wijze van uitzondering
het gezegde
de benarde situatie
de buitengewone
de laatste
offeren
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
Lektion 48: Gefühle
Seite 98
na toll
ärgerlich, ärgerlicher, am ärgerlichsten
die Fahrprüfung, die +en
das Fallschirmspringen (EZ)
die Fliege, die +n
eklig, ekliger, am ekligsten
das Knie, die =
der Bildschirm, die +e
die Tankstelle, die +n
tanken: sie tankt, tankte, hat getankt
zittern: du zitterst, zittertest, hast gezittert
speichern: sie speichert es (das Dokument),
speicherte es, hat es gespeichert
die Spritze, die +n
schlecht werden
der Krankenwagen, die =
die Notaufnahme, die +n
die Bedienung, die +n
der Husten (EZ)
die Platte, die +n
die Festplatte, die +n
die Beilage, die +n
das Hauptgericht, die +e
die Nachspeise, die +n
der Gips (hier EZ)
“nou, geweldig”
vervelend
het rijexamen
het parachutespringen
de vlieg
walgelijk
de knie
het scherm
het benzinestation
bijtanken
beven, rillen
opslaan
de spuit
misselijk worden
de ambulance
de noodsituatieruimte
de werking, de handhaving van een
gereedschap
de hoest
de plaat;de LP
de vaste schijf
de bijlage
het hoofdgerecht
het dessert
het gips
Seite 99
die Ente, die +n
der Kloß, die Klöße
die Soße, die +n
der Notarzt, die -ärzte
das Büffet, die +s
jemanden umarmen (+4): sie umarmt ihn, er
umarmte dich, du hast uns umarmt
einparken: er parkt ein, parkte ein, hat
eingeparkt
der Nächste, die +n
de eend
de knoedel
de saus
de ambulance
het buffet
omarmen
(in)parkeren
de volgende
Page | 69
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
an der Reihe sein
jemanden / etwas überholen:
er überholt sie, überholte uns, hat euch
überholt
wütend, wütender, am wütendsten
dran sein
sich aufregen (über +4):
sie regt sich über dich auf, regte sich über uns
auf, hat sich über euch aufgeregt
starten:
er startet, startete, ist gestartet
vorbeifahren:
du fährst vorbei, fuhrst vorbei, bist
vorbeigefahren
die Weltreise, die +n
sobald
solange
husten:
du hustest, hustetest, hast gehustet
ordentlich, ordentlicher, am ordentlichsten
aan de beurt zijn
Inhalen; checken op goede werking (b.v.
APK)
woedend
afgestemd
zich opwinden
beginnen, aanvangen; klaarmaken voor
vertrek
voorbijgaan/-rijden, langsrijden
de wereldreis
zodra
zo lang als
hoesten
net, ordentelijk
Seite 100
der Hintergrund, die -gründe
die Tatsache, die +n
rund, runder, am rundesten
der Einzelhandel (EZ)
entweder...oder
sich / jemanden beruhigen:
du beruhigst ihn, er beruhigte sich, wir
beruhigten euch
munter, munterer, am muntersten
wirken: es wirkt, wirkte, hat gewirkt
beruhigend, beruhigender, am beruhigendsten
unangenehm, unangenehmer, am
unangenehmsten
die Stille (EZ)
verhindern:
du verhinderst, verhindertest, hast verhindert
bemerken:
sie bemerkt, bewmerkte, hat bemerkt
dadurch
de achtergrond
het feit
rond
de detailhandel
of...of
kalmeren
monter, vrolijk, goed gehumeurd
werken
kalmerend
onaangenaam
de stilte
voorkomen
opmerken
daardoor
Page | 70
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Einkauf, die Einkäufe
die Traurigkeit (EZ)
reichen: es reicht, reichte, hat gereicht
der Geruch, die Gerüche
der Körpergeruch, die -gerüche
das Gen, die +e
zusammenkommen:
ihr kommt zusammen, kamt zusammen, seid
zusammengekommen
assoziieren:
du assoziierst, assoziiertest, hast assoziiert
die Grundfarbe, die +n
(das) Rot
(das) Grün
(das) Blau
ausstrahlen:
er strahlt aus, strahlte aus, hat ausgestrahlt
die Kälte (EZ)
die Wärme (EZ)
die Kombination, die +en
(das) Grau
neutral, neutraler, am neutralsten
nüchtern, nüchterner, am nüchternsten
(das) Orange
lebensfroh, lebensfroher, am lebensfrohesten
(das) Schwarz
(das) Weiß
die Hoffnungslosigkeit (EZ)
die Ehrlichkeit (EZ)
die Schuld (EZ)
die Unschuld (EZ)
die Lieblingsfarbe, die +n
beweisen: du beweist, bewiest, hast bewiesen
ungünstig, ungünstiger, am ungünstigsten
verbreiten:
er verbreitet, verbreitete, hat verbreitet
sachlich, sachlicher, am sachlichsten
emotional, emotionaler. am emotionalsten
etwas Negatives
Seite 101
de aankoop
het verdriet
aanreiken; voldoende/genoeg zijn
de geur
de lichaamsgeur
het gen
samenkomen, bijeenkomen
associëren
de basiskleur
rood
groen
blauw
uitstralen
de kou
de warmte
de combinatie
grijs
neutraal
nuchter, verstandig
oranje
vrolijk
zwart
wit
de hopeloosheid
de eerlijkheid
de schuld
de onschuld
de favoriete kleur
bewijzen
ongunstig
verspreiden
objectief
emotioneel
iets negatiefs
Page | 71
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
festhalten:
sie hält fest, hielt fest, hat festgehalten
deuten: er deutet, deutete, hat gedeutet
die Ursache, die +n
einschlafen:
sie schläft ein, schlief ein, ist eingeschlafen
hinterher
bewusst, bewusster, am bewusstesten
verständlich, verständlicher, am
verständlichsten
sich gewöhnen (an +4):
sie gewöhnt sich an ihn, du gewöhntest dich an
uns, er hat sich an euch gewöhnt
sich vertraut machen (mit +3):
er macht sich mit … vertraut, machte sich mit
... vertraut, hat sich mit ... vertraut gemacht
die Voraussetzung, die +en
der Träumende, die +n
alltäglich, alltäglicher, am alltäglichsten
intensiv, intensiver, am intensivsten
eindeutig, eindeutiger, eindeutigsten
der Schlaf (EZ)
sich fürchten (vor +3):
du fürchtest dich vor ihm, sie fürchtete sich vor
euch, wir haben uns vor ihnen gefürchtet
schuldig, schuldiger, am schuldigsten
bedroht, bedrohter, am bedrohtesten
der Augenblick, die +e
die Deutlichkeit
der Spezialist, die +en
die Infinitivkonstruktion, die +en
die Notwendigkeit
houden
voorstellen
de oorzaak
in slaap vallen
daarna, achteraf
bewust
begrijpelijk
wennen aan
vertrouwd maken
de voorwaarde
de dromer
dagelijks
intensief
duidelijk
de slaap
bang zijn voor
schuldig
bedreigd
het moment
de duidelijkheid
de specialist,de expert
de constructie met infinitief
de noodzaak
Seite 102
der Ausdruck, die Ausdrücke
deklinieren:
du deklinierst, dekliniertest, hast dekliniert
die Endung, die +en
unglaublich, unglaublicher, am unglaublichsten
das Nebenfach, die -fächer
die Psychologie
de uitdrukking, het gezegde
verbuigen, vervoegen
de uitgang
ongelofelijk
het bijvak
de psychologie
Page | 72
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
der Alptraum, die Alpträume
einsperren:
er sperrt ein, sperrte ein, hat eingesperrt
klopfen (auf/an +4):
sie klopft, klopfte, hat geklopft
hinausklettern:
er klettert hinaus, kletterte hinaus, ist
hinausgeklettert
um ... herum
an … vorbei
sich / etwas biegen:
sie biegt sich, bog sich, hat sich gebogen
die Ecke, die +n
das Traumforum, die -foren
vorgestern
merkwürdig, merkwürdiger, am
merkwürdigsten
das Geräusch, die +e
herunter
hinuntergehen: er geht hinunter, ging
hinunter, ist hinuntergegangen
nachsehen:
du siehst ihn (den Test) nach, sah ihn nach,
hast ihn nachgesehen
die Kellertreppe, die +n
hinauf
absuchen: er sucht sie (die Straße) ab, suchte
sie ab, hat sie abgesucht
aufgehen: sie (die Sonne) geht auf, ging auf, ist
aufgegangen
sich erschrecken:
du erschrickst dich, erschrakst dich, hast dich
erschrocken
de nachtmerrie
gevangen zetten, opsluiten
kloppen
Page | 73
eruit klimmen
om ... heen
aan .... voorbij
buigen
de hoek
het dromenforum
eergisteren
merkwaardig
het geluid
naar beneden
naar beneden gaan
nakijken
de keldertrap
naar boven
doorzoeken
opgaan
schrikken
Seite 103
nicht mal
die Hecke, die +n
an …. entlang
huschen:
sie huscht, huschte, ist gehuscht
die Hausecke, die +n
unheimlich, umheimlicher, am unheimlichsten
niet eens
de haag
aan… langs/voorbij
glijden, glippen
de hoek van het huis
unheimisch, niet prettig
G. Neuner (Hg.)e.a.:Deutsch.com 3 2011
die Haustür, die +en
verschlossen, verschlossener, am
verschlossensten
hinein
der Schrei, die +e
das Direktionaladverb, die +ien
hinunter
hüpfen:
er hüpft, hüpfte, hat gehüpft / ist gehüpft
hinausgehen: du gehst hinaus, gingst hinaus,
bist hinausgegangen
das Referat, die +e
Seite 104
de huisdeur, de voordeur
gesloten
etwas / jemanden vermissen:
er vermisst dich, du vermisstest uns, sie hat
euch vermisst
jemanden ansprechen:
du sprichst mich an, er sprach dich an, sie
haben uns angesprochen
der Himmel
schweben:
er schwebt, schwebte, ist geschwebt
sorglos, sorgloser, am sorglosesten
die Liedautorin, die +nen
betonen:
du betonst, betontest, hast betont
variieren:
man variiert, variierte, hat variiert
die Strophe, die +n
missen, kwijt zijn
naar binnen
de kreet, de gil, de schreeuw
het directionele bijwoord
naar beneden
huppelen, springen
naar buiten gaan
de presentatie, de spreekbeurt
aanspreken
de hemel
zweven
zorgeloos
de liedjesschrijfster
benadrukken
variëren
de strofe, het gedicht
Page | 74