KANKERONDERZOEKFONDS LIMBURG PROJECT: Herkenning van progressieve premaligne hoofd- hals laesies en minimal residual disease (in resectievlakken na chirurgie) middels genetische markers prof. dr. B. Kremer, prof. dr. E.J.M. Speel, prof. dr. F.C.S. Ramaekers en drs. V.E. Bergshoeff Het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC) was in 2012 volop bezig met een proces van strategische heroriëntatie die aansluit bij maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Belangrijke kernbegrippen van deze ontwikkelingen zijn gezondheidsbehoud in plaats van gezondheidsherstel, preventie, MUMC als partner in gezondheid in de regio, betaalbaarheid van zorg, differentiatie van zorg en een brede maatschappelijke toegevoegde waarde. Kanker is een ziekte waarbij voor iedereen meteen duidelijk is hoe belangrijk het voorkomen daarvan en het verkleinen van de kans op terugkomen van de ziekte na behandeling is. De maatschappelijke waarde hiervan staat niet ter discussie. De boven geschetste ontwikkelingen passen uitstekend bij de klinische en wetenschappelijke activiteiten van het projectteam “Herkenning van progressieve premaligne hoofd-hals laesies en minimal residual disease (in resectievlakken na chirurgie) middels genetische markers”, die binnen ons oncologiecentrum en onze oncologische onderzoeksschool plaatsvinden. Dit heeft ons versterkt in het streven om onze nieuwe methode voor het opsporen en behandelen van voorloperlaesies van hoofd-halskanker door te ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor het verbreden van het gebruik van de methode naar het onderzoek van resectieranden van hoofdhalstumoren. Doel van het onderzoek is om plekken rond tumoren op te sporen waarvoor ondanks de afwezigheid van microscopisch abnormale cellen aanvullende behandeling nodig is om recidieven te kunnen voorkomen. Dankzij de steun van het Kankeronderzoekfonds Limburg hebben wij in 2012 de personele kosten voor een wetenschappelijke laborante gedeeltelijk kunnen financieren. Hierdoor was het mogelijk om een groot aantal voorloperlaesies van de mondholte en het strottenhoofd met de door ons ontwikkelde techniek op genetische instabiliteit te onderzoeken. Om voldoende grote aantallen te kunnen bereiken zijn samenwerkingen met het Universitair Medisch Centrum Nijmegen, het Nederlands Kanker Instituut in Amsterdam en het Atrium Medisch Centrum in Heerlen opgestart. Deze samenwerkingen vergroten niet alleen het aantal patiënten maar ook het palet aan diagnostische mogelijkheden. Dit stelt ons in de gelegenheid om onze technieken uit te breiden met andere methoden waardoor nieuwe inzichten kunnen worden verkregen. De resultaten van deze samenwerkingen zijn op een aantal internationale en nationale congressen gepresenteerd en in internationale wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd. Ook het in 2011 begonnen onderzoek naar resectieranden van mondholte tumoren heeft in 2012 grote vooruitgangen geboekt. Ondertussen zijn alle resectieranden van 40 tumoren geheel met onze methode geanalyseerd. Het onderzoek laat veelbelovende resultaten zien wat het voorspellen van het risico op het optreden van een recidief betreft. Op het moment wordt in samenwerking met het Universitair Medisch Centrum Nijmegen onderzocht of de methode door het combineren met een andere techniek uit Nijmegen nog meer verbeterd kan worden. Deelresultaten van dit onderzoek zijn ondertussen op internationale en nationale congressen gepresenteerd, publicaties zijn in voorbereiding. Dit zeer arbeidsintensieve onderzoek zal in het komende jaar moeten worden voortgezet om de nodige wetenschappelijke bewijskracht te verkrijgen om de methode in de kliniek te kunnen invoeren. In 2012 werd gestart met een gemeenschappelijk onderzoek met het Nederlands Kanker Instituut in Amsterdam naar de rol van de dikte van het rond een verwijderde tumor meegenomen gezond weefsel en de genetische instabiliteit in dit weefsel op verschillende afstanden van de tumor. Doel van het onderzoek is om meer duidelijkheid te verkrijgen over hoe uitgebreid (en dus destructief) resecties van tumoren moeten plaatsvinden. Het onderzoek zal in de komende jaren verder worden doorontwikkeld. Binnen het project werkten in 2012 vier promovendi, één KNO-arts, twee KNO-artsen in opleiding en één mond-kaakchirurg in opleiding. De eerste promotie verwachten wij voor 2014, de anderen zullen later volgen.