2014 Profielwerkstuk Baarmoederhalskanker Sietske Bakker & Nienke de Jong Klas: H5A Profiel: Natuur & Gezondheid Vak: Biologie Docent: mevrouw Bosma 1 Voorwoord Voor ons profielwerkstuk hebben we als hoofdvak gekozen voor biologie. Wij hebben voor biologie gekozen, omdat wij beide het profiel natuur en gezondheid hebben en het vak biologie vinden we beide erg leuk en interessant. Wat wij ook leuk vinden aan ons hoofdvak, is dat er een praktisch onderzoek kan worden uitgevoerd. Biologie is een vak waar je te maken hebt met alles wat leeft op de wereld. Wij hebben in ons profielwerkstuk gekozen voor de mens. Een profielwerkstuk is een soort meesterproef om te laten zien dat je over goede vaardigheden beschikt en de werkwijzen zelfstandig weet toe te passen. Het is een groot werkstuk over een onderwerp wat je zelf kiest en wat je erg interessant vindt. Je kiest hierbij een hoofdvak wat met het onderwerp te maken heeft. Het profielwerkstuk bestaat uit zes fasen: de oriëntatie- en keuzefase, plan van aanpak, informatiefase, ontwerp- en schrijffase, presentatiefase en de definitieve versie. Voor je profielwerkstuk heb je 80 studielasturen ter beschikking. Het cijfer voor het profielwerkstuk vormt een onderdeel binnen het combinatiecijfer. Omdat wij als hoofdvak biologie hadden gekozen, moesten wij verplicht een proef of experiment uitvoeren. We wisten al snel dat wij ons profielwerkstuk samen wouden maken. We hebben vaker samengewerkt aan werkstukken en dat is ons goed bevallen. We hebben eerst goed nagedacht over een onderwerp. Vorig jaar hadden we in de pauze samen een discussie over de baarmoederhalskanker prikken die 15-jarige meisjes kunnen krijgen. Sietske heeft er voor gekozen de prikken niet te nemen vanwege de vele onduidelijkheden over de werkzaamheid en eventuele gevolgen van het vaccin. Maar Nienke heeft daar wel voor gekozen, omdat zij de betere bescherming tegen baarmoederhalskanker doorslaggevend vond. We kregen hierdoor steeds meer vragen over wat er nou eigenlijk wel en niet waar is over het HPVvaccin. Hier hebben we over nagedacht en toen leek het ons leuk om ons profielwerkstuk over baarmoederhalskanker te maken. We hebben dit met mevrouw Bosma besproken en gevraagd of zij ons wou begeleiden. Daarna hebben we informatie opgezocht en we zijn vooral bezig geweest met het mogelijk maken van een practicum. Dit ging niet zoals we eerst hadden verwacht, omdat veel ziekenhuizen en verenigingen om hygiëne en gezondheidsredenen het niet toestonden dat we kwamen voor een practicum. Uiteindelijk zijn we in contact gekomen met het bètasteunpunt van de Hanze Hogeschool. We kregen contact met drie studenten die ons wilden helpen met ons onderzoek en via hun konden we aan materiaal komen van uitstrijkjes voor ons practicum. Ook zijn we bezig geweest met een enquête. In het begin hebben we meteen goed de taken verdeeld. De hoofdstukken hebben we verdeeld door zelf aan te geven waar we de meeste interesse in hebben. De hoofdstukken van de enquête en het practicum hebben we samen gemaakt. Wij hopen dat u ons profielwerkstuk met plezier leest. 2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 5 - 6 Hoofdstuk 2 Wat is kanker? Blz. 7 - 14 Wat is kanker en hoe ontstaat het? Symptomen Goedaardige tumoren Kwaadaardige tumoren Behandelingen Hoofdstuk 3 Wat is baarmoederhalskanker? De baarmoeder en de baarmoederhals Ontstaan van baarmoederhalskanker Klachten en symptomen baarmoederhalskanker Risicofactoren baarmoederhalskanker Hoofdstuk 4 Virussen Bouw van een virus Werking van een virus Afweer Het humaan papillomavirus (HPV) Vaccineren Hoofdstuk 5 Welke onderzoeksmethodes zijn er? Bevolkingsonderzoek Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker Het celmateriaal van een uitstrijkje Werkwijze in het laboratorium De uitslag van het uitstrijkje (KOPAC en Pap) De thuistest Blz. 7 Blz. 8 Blz. 8 - 9 Blz. 9 - 12 Blz. 12 - 14 Blz. 15 - 18 Blz. 15 - 16 Blz. 16 Blz. 17 Blz. 17 - 18 Blz. 19 - 25 Blz. 19 - 21 Blz. 21 Blz. 22 Blz. 23 - 24 Blz. 24 - 25 Blz. 26 - 32 Blz. 26 Blz. 26 - 27 Blz. 27 Blz. 27 - 28 Blz. 28 - 32 Blz. 32 Hoofdstuk 6 Onderzoek: voorkomen van baarmoederhalskanker (HPV-vaccinatie en uitstrijkje) Blz. 33 - 41 Inleiding Onderzoeksvragen Hypotheses Werkplan Resultaten Conclusie Blz. 33 Blz. 34 Blz. 34 Blz. 34 Blz. 35 - 41 Blz. 42 3 Discussie Hoofdstuk 7 Practicum: Beoordelen van cellen van de baarmoederhals Blz. 44 - 48 Inleiding Onderzoeksvraag Hypothese Bijnodigdheden Werkwijze Resultaten Conclusie Discussie Blz. 42 - 43 Hoofdstuk 8 Behandelingsmogelijkheden Operatie (chirurgie) Wertheim – operatie Bestraling Chemotherapie Blz. 44 Blz. 44 Blz. 44 Blz. 44 - 45 Blz. 45 Blz. 46 - 47 Blz. 48 Blz. 48 Blz. 49 - 53 Blz. 49 Blz. 49 Blz. 49 - 50 Blz. 51 - 53 Hoofdstuk 9 HPV-vaccinatie Blz. 54 - 56 Hoofdstuk 10 Conclusie Blz. 57 Literatuuropgave Blz. 58 - 59 Nawoord Blz. 60 Logboeken Blz. 61 - 66 Bijlagen Blz. 67 - 74 4 Hoofdstuk 1 Inleiding In ons profielwerkstuk hebben wij een aantal vragen uitgewerkt in verschillende hoofdstukken. Zo hadden we per hoofdstuk een soort hoofdvraag. In het volgende hoofdstuk behandelen we kanker in het algemeen, in dat hoofdstuk vertellen we iets over wat kanker is, wat de symptomen zijn, we geven informatie over goed- en kwaadaardige tumoren en over de behandelingen van kanker. In het derde hoofdstuk geven we antwoord op de vraag: Wat is baarmoederhalskanker? In dit hoofdstuk geven we informatie over de baarmoeder en de baarmoederhals, over het ontstaan van baarmoederhalskanker, over de klachten en symptomen van baarmoederhalskanker en over de risicofactoren. In het vierde hoofdstuk gaan we in op virussen, omdat de meeste gevallen van baarmoederhalskanker door het HPV-virus worden veroorzaakt. Hierin vertellen we over de bouw van een virus, de werking, de afweer van de mens, het HPV-virus en het vaccineren. Het vijfde hoofdstuk bevat informatie over de onderzoeksmethodes. We gaan hier in op wat een bevolkingsonderzoek is, wat het bevolkingsonderzoek van baarmoederhalskanker inhoudt. Ook vertellen we wat over het celmateriaal van een uitstrijkje, de werkwijze in het laboratorium en de daarbij genoemde uitslag (KOPAC en Pap). Tot slot geven we informatie over de thuistest. In het zesde hoofdstuk hebben we een onderzoek gedaan naar de mening van mensen over het voorkomen van baarmoederhalskanker met de HPV-vaccinatie en het uitstrijkje. Hierbij hebben we verschillende onderzoeksvragen bedacht: • • • • Wat zijn beweegredenen voor vrouwen om een uitstrijkje te laten maken? Hebben deze beweegredenen ook invloed op de keus om eventuele dochters te laten vaccineren? Is er een verband tussen de vrouwen die kiezen voor een uitstrijkje bij de huisarts en moeders die hun dochters vaccineren? Hoe zwaar laten vrouwen de voor- en nadelen van de thuistest meewegen in de mening over de thuistest? Het zevende hoofdstuk bevat de uitwerking van het practicum dat we gedaan hebben: Beoordelen van cellen van de baarmoederhals. Hier hebben we de volgende onderzoeksvraag beantwoord: • Hoe kun je aan een preparaat zien dat de cellen van de baarmoederhals niet gezond zijn? 5 In het achtste hoofdstuk geven we informatie over de behandelingsmogelijkheden van baarmoederhalskanker. We bespreken in dit hoofdstuk de operatie, bestraling en chemotherapie. Het negende hoofdstuk gaat over het HPV-vaccin. Hierin vertellen we over het HPV-vaccin dat is opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma. We behandelen hier de argumenten voor- en tegen het HPV-vaccin. Ook gaan we nog in op een nieuwsartikel over de ontwikkeling van het HPV-vaccin. 6 Hoofdstuk 2 Wat is kanker? Wat is kanker en hoe ontstaat het? Kanker is een aandoening die wordt gekenmerkt door de onbeheerste groei van weefsels. Kanker is eigenlijk een verzamelnaam voor wel honderd verschillende kwaadaardige tumoren. Al deze verschillende vormen kunnen sterk van elkaar verschillen. Ons lichaam bestaat uit vele cellen, deze cellen voeden zichzelf ze groeien en ze vermenigvuldigen zich. Uiteindelijk sterven deze oude cellen af en maken we voor deze oude cellen nieuwe cellen aan. Per dag sterven er wel miljoenen cellen in ons lichaam en er worden miljoenen cellen aangemaakt. Tussen het afsterven en aanmaken van cellen bestaat een natuurlijk evenwicht, er sterven evenveel cellen af als dat er weer wordt aangemaakt. De genen in ons lichaam zorgen ervoor dat een cel alleen sterft of deelt wanneer dat nodig is, zoals wanneer bepaalde organen hersteld moeten worden en voor de groei gebruik je ook nieuwe cellen. Het aanmaken van steeds nieuwe cellen gebeurt door celdeling, uit één cel ontstaan twee nieuwe cellen, en uit twee cellen ontstaan vier cellen en zo deelt dit steeds weer door. De deling van cellen regelt ons lichaam steeds zelf, in elke cel zit informatie die bepaalt waar en wanneer de cel moet gaan delen en ook wanneer het weer moet stoppen. Deze informatie noemen we DNA. DNA is desoxyribonucleïnezuur. De informatie ligt vast in onze genen en komt voor in elke lichaamscel in de kern. Tijdens de celdeling kan er natuurlijk van alles mis gaan, want er zijn miljoenen celdelingen per dag. Dit kan gebeuren door toeval, maar ook door allerlei schadelijke invloeden, bijvoorbeeld roken of teveel zonlicht. Maar ook kan kanker ontstaat door erfelijke eigenschappen. Meestal zorgen reparatiegenen voor herstel van deze schade, maar soms gaat het niet goed met dit beschermingssysteem. Genen die de deling, groei en ontwikkeling van een cel regelen kunnen verkeerd verlopen. Ze gaan dan fouten vertonen. Hierdoor kan het erfelijk materiaal veranderen. Als er meer fouten optreden in dezelfde cel, dan gaat deze cel zich ongecontroleerd en ongeremd delen, dit leidt vervolgens tot overmatige celdeling (zie figuur 1). Er worden dan meer nieuwe cellen aangemaakt, dan dat er afsterven. Daardoor is het natuurlijk evenwicht niet meer constant. Er ontstaat een opeenhoping van foute cellen en hieruit ontstaat een gezwel. Dit proces kan zeer snel verlopen. Een gezwel wordt ook wel tumor genoemd. (1, 2, 3, 4) Figuur 1 Ongeregelde celdeling (12) 7 Symptomen Tegenwoordig sterven veel mensen aan kanker. Kanker is een verschrikkelijke ziekte, wat moeilijk te genezen is. Maar liefst één op de drie mensen overlijdt aan kanker. Ook is kanker de doodsoorzaak nummer 1. Hoe eerder kanker ontdekt wordt, hoe beter er een overlevingskans voor de patiënt is. Er zijn veel verschillende symptomen die kunnen wijzen op kanker. Hieronder staan de belangrijkste symptomen. • • • • • • • • • Blijvende hoest of heesheid, kan met eventueel bloed in het opgehoeste slijm Slikklachten, als het eten blijft steken en als het slikken pijn doet Verandering of nieuwe moedervlekken, het gaat dan om elke verandering in kleur, uiterlijk, vorm, grootte van de moedervlek, jeuk of bloeding Een schilferend plekje of knobbeltje op de huid Een verdikking of knobbeltje ergens op het lichaam, bijvoorbeeld in borsten, hals, oksel, lies. Ongewoon vaginaal bloedverlies of abnormale afscheiding buiten de menstruatie Blijvende verandering in de stoelgang zonder aanleiding, bijvoorbeeld diarree, verstopping en bloed bij ontlasting Veranderingen bij het plassen, vaker en moeilijker kunnen plassen, bloed bij het plassen of pijn bij het plassen Gewichtsverlies zonder aanleiding Sommige klachten kunnen een eerste waarschuwingssignaal zijn op kanker. Kanker is alleen te constateren na een onderzoek bij een arts. Als je te maken hebt met een van deze symptomen, is het belangrijk om maximaal binnen vier weken naar de huisarts te gaan, als de klacht binnen die vier weken nog niet is verdwenen. De arts kan dan constateren of het daadwerkelijk ook kanker is. Het komt vaak voor dat een arts constateert dat andere vage klachten al langer in verband stonden met kanker. Het kan voorkomen dat een patiënt al heel lang onverklaarbare vermoeidheid vertoond in combinatie met een ander symptoom. (5) Goedaardige tumoren Bij kanker heb je te maken met goedaardige en kwaadaardige tumoren. Als cellen zich ongeremd gaan delen, kunnen gezwellen of tumoren ontstaan. Bij een goedaardig gezwel gebeurt er niet veel bijzonders, de cellen bij een goedaardige tumor delen zich veel langzamer dan een kwaadaardige tumor, dit komt doordat de remmende stoffen uit de omringende cellen nog invloed hebben op de delingssnelheid. Ook verandert er niet veel aan de bouw van het weefsel. Een goedaardig gezwel duwt vaak alleen het weefsel in het lichaam weg, maar dringt er niet binnen. Wel kan zo’n tumor tegen omliggende weefsels en 8 organen drukken, daarom kan een goedaardige tumor wel verwijdert worden. Goedaardige gezwellen groeien niet door andere weefsels heen en daarom zijn goedaardige gezwellen ook ongevaarlijk, want ze verspreiden zich niet door het verdere lichaam (zie figuur 2). (12, 9) Hier volgen een aantal voorbeelden van goedaardige tumoren: 1.Wratten verspreiden zich verder niet over de rest van het lichaam en ook wratten zijn gevaarlijk of besmettelijk. 2.Een vleesboom in de baarmoeder is ook een goedaardige tumor, dat is een soort knobbel in de spierwand van de baarmoeder. Een vleesboom gaat groeien door het vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen en groeit in de vruchtbare periode bij een vrouw. Een vleesboom geeft ook geen klachten, maar door het groter worden kunnen er hevige bloedingen ontstaan, waardoor het beter is om de vleesboom te verwijderen. Vleesbomen kunnen wel variëren tot een grote van een meloen. Ongeveer 20% van de vrouwen in de leeftijd van 40 jaar en ouder heeft te maken met vleesbomen. Ook is het bekend dat vleesbomen vaker voorkomen bij donkere vrouwen. De ene vrouw krijgt wel een vleesboom en de andere vrouw niet. Waardoor dit komt is niet precies bekend, maar het gaat samen met aandoeningen van de baarmoeder en de huid. (6) 3.Een cyste is ook een soort knobbel wat bestaat uit lucht, vocht of een vast materiaal. Bij een cyste heb je te maken met een semipermeabele wand, er kan dan wel vocht in, maar het kan er niet weer uit en daardoor gaat een cyste dus groeien. Na het ontstaan van een cyste verdwijnt hij ook meestal vanzelf, maar als dat niet gebeurt kun je hem door een chirurg operatief laten verwijderen. (7) Figuur 2 Goedaardig gezwel, gevormde cellen dringen geen omliggend weefsel binnen (8) Kwaadaardige tumoren Bij kwaadaardige tumoren is er altijd sprake van kanker. Bij kanker gaan de cellen zich ongeremd delen, er sterven geen cellen meer af, maar er komen alleen maar nieuwe cellen bij. Een cel wordt pas kankercel nadat een aantal mutaties in verschillende genen heeft 9 plaatsgevonden. Hoe ouder een cel vaak is, hoe meer kans op het aantal mutaties toeneemt. De mutaties hebben tot gevolg dat een cel ongevoelig wordt voor de stoffen die de celdeling remmen. De delingssnelheid is ook bij kwaadaardige tumoren veel hoger dan bij goedaardige tumoren. Er is sprake van een kwaadaardige tumor als het gezwel wel andere weefsels binnendringt. De genen die de cellen onder controle houden zijn zo beschadigd, dat de cellen zich afwijkend gaan gedragen. Het gezwel drukt het omliggende weefsel als het ware weg en het groeit er omheen. Zo wordt de tumor steeds groter en kan het doorgroeien naar ook andere weefsels. De nieuwe cellen hebben een afwijkende vorm en kunnen niet meer goed functioneren, ook wordt de bouw van de cellen erg verstoord (zie figuur 3) Kwaadaardige tumoren kunnen ook gaan uitzaaien. Uitzaaiingen houdt in dat tumorcellen zich in het lichaam verplaatsen en om ergens anders in het lichaam verder te kunnen groeien tot een nieuwe tumor. De tumorcellen laten dan los van de kwaadaardige tumor en de tumorcellen verplaatsen zich door je lymfeklieren of via het bloed naar een andere plek in het lichaam. Daar kunnen deze tumorcellen weer gaan uitgroeien tot nieuwe gezwellen. Een ander woord voor uitzaaiingen is metastasen. Figuur 3 Kwaadaardige tumor: de gevormde cellen dringen wél omliggend weefsel binnen (58) We weten nog niet zoveel over het moment dat kankercellen zich losmaken uit een tumor en gaan uitzaaien. Wel is bekend dat dit te maken heeft met beschadigingen in het DNA van de tumorcel. (Net als het ontstaan van kanker). Het delen en loslaten van cellen wordt door honderden genen gestuurd. In een kankercel komen veel fouten voor in het DNA, daardoor kunnen ze de controle verliezen en loslaten zonder dat het lichaam dat wil. (12, 9) Het lymfestelsel bevat uit lymfevaten. Deze vaten zijn gevuld met lymfe. Dit is een kleurloze vloeistof. De lymfe heeft als functie dat het vocht en afvalstoffen uit het lichaam opneemt. De lymfevaten worden steeds groter en de lymfe komt uiteindelijk in de bloedbaan terecht. Lymfeklieren zijn zuiveringsstations van het lymfestelsel, ziektewekkers zoals bacteriën en virussen worden onschadelijk gemaakt. We hebben verschillende groepen lymfeklieren in het lichaam. Deze bevinden zich op verschillende plekken: • • In de hals In de oksels 10 • • • • • Langs de luchtpijp Bij de longen Bij de darmen en achter de buikholte In de bekkenstreek In de liezen De plaats waar de tumorcellen terecht komen, is niet precies te voorspellen. Het is wel bekend dat de meeste tumoren eerst uitzaaien naar de regionale lymfeklieren. Dit zijn de klieren die het dichtste bij de tumor liggen. Losgelaten kankercellen kunnen via een lymfevat in een lymfeklier terechtkomen. De bloedvaten bestaan uit een stelsel van kanalen die het bloed vervoeren naar allerlei plaatsen in het lichaam. Het hart pompt bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen, vanaf de cellen gaat bloed met afvalstoffen terug naar de longen en het hart. Een tumor kan in een bloedvat ingroeien of een losse kankercel kan door de wand van het bloedvat het bloed binnendringen. Via het bloed kunnen uitzaaiingen in andere organen en weefsels terechtkomen, bijvoorbeeld in de longen, lever, botten of huid. Doordat de uitzaaiingen door het bloed gaan, noemen we dit uitzaaiingen op afstand. Verspreidingspatronen Soort kanker Borstkanker Dikke darmkanker Longkanker Prostaatkanker Uitzaaiingen via lymfevaten Uitzaaiingen via bloedvaten naar lymfeklieren naar organen / weefsels Oksel,borstbeen, sleutelbeen Botten, lever, longen, huid, hersenen Buik Lever, buikvlies, longen Longen, borstholte Botten, bijnieren, lever, hersenen, longen Buik Botten, lever, longen Er kunnen meerdere uitzaaiingen ontstaan in een orgaan of weefsel. Als een uitzaaiing wordt geconstateerd, worden er vaak in korte tijd meerdere uitzaaiingen gevonden. We kunnen solide en niet-solide kanker van elkaar onderscheiden. Bij solide kanker is sprake als de verkeerde celdeling begint in een orgaan of weefsel dat een specifieke plaats in het lichaam heeft. Solide is dus vast en stevig. Voorbeelden daarvan zijn: • Borstweefselklier • Huidweefsel • Longen • Darmen 11 Vanuit zo’n orgaan of weefsel kunnen de tumorcellen zich via de lymfe of het bloed verplaatsen naar andere organen in het lichaam. Bij niet-solide kanker is sprake als de verkeerde celdeling begint in cellen die zich op diverse plaatsen in het lichaam bevinden. Niet-solide is dus vloeibaar, los. Voorbeelden daarvan zijn: • Beenmergcellen • Bloedcellen • Lymfekliercellen Leukemie is een niet-solide soort kanker. Bij leukemie heb je te maken met weefsel op verschillende plaatsen in het lichaam, en hierdoor de ziekte zich zeer snel door het bloed of de lymfe verspreiden. Niet-solide soorten kanker bewegen zich altijd door het lichaam, we spreken bij deze tumoren niet over uitzaaiingen, maar van verspreiding. Er zijn bepaalde tumoren die vaak kwaadaardig zijn, voorbeelden hiervan zijn huidtumoren, baarmoederhalskanker en eierstokkanker. (10, 11, 12) Behandelingen Er zijn verschillende behandelingsmogelijkheden bij kanker. Welke behandeling het beste is, is afhankelijk van het stadium van de ziekte. Operatie, bestraling en chemotherapie zijn de drie meest gebruikte manieren om kanker te behandelen. Meestal is er een combinatie van meerdere behandelingen nodig, vaak is één manier om te behandelen niet goed. De meest toegepaste behandelingen bij kanker zijn: • • • • • Operatie (chirurgie) Behandeling met celdodende of celdeling remmende medicijnen (chemotherapie) Bestraling (radiotherapie) Hormonale therapie Immunotherapie Welke behandeling het beste is, is afhankelijk van de volgende factoren: • • • • • Type kanker Stadium van kanker Leeftijd van de patiënt Bestaan van andere ziekten Gezondheidstoestand van de patiënt Er zijn verschillende doelen van de behandeling. Bij een curatieve behandeling heb je als doel om genezing te bereiken. Vaak komt daar een toegevoegde behandeling achteraan, om ervoor te zorgen dat uitzaaiingen die je zo niet kunt waarnemen toch te bestrijden, deze 12 laatste behandeling noem je een adjuvante behandeling. Door zo’n laatste behandeling vergroot je de overlevingskans. Voor een operatie kun je een tumor ook eerst wat verkleinen door chemo- of radiotherapie, je noemt dit een neo-adjuvante behandeling. Bij een curatieve behandeling kunnen ook lymfeklieren in regionaal gebied verwijderd worden, door middel van sentinel note procedure, waarbij gekeken wordt of er uitzaaiingen zitten in het regionaal gebied. Als er geen uitzaaiingen gevonden worden, mag je er van uit gaan dat er ook geen uitzaaiingen meer verder in het lichaam zitten. Als er geen genezing meer mogelijk is, wordt er gekozen voor een palliatieve behandeling. Bij een palliatieve behandeling verminder je de klachten en probeer je de ziekte te remmen. Bij een operatie is het doel om de tumor in het geheel te verwijderen. Soms is het nodig om eerst via een andere behandeling de tumor kleiner te maken, om zo later de tumor wel te kunnen verwijderen. Dit is neo-adjuvante therapie. Bij een operatie moet nog voldoende van het orgaan overblijven om goed te kunnen blijven functioneren en het moet beperkt blijven tot één orgaan. Chemotherapie is een behandeling met celdodende of cel remmende medicijnen. Dit medicijn wordt ook wel cytostatica genoemd. Chemotherapie wordt gebruikt om de tumor kleiner te maken, maar vernietigd daarnaast ook de gezonde cellen. Chemotherapie wordt ook gebruikt als er uitzaaiingen zijn om deze vernietigen of tijdelijk te kunnen verkleinen. Als je chemotherapie gaat gebruiken, moet je weten met wat voor soort kanker je te maken hebt, want de uitzaaiingen kunnen verspreid zijn over het hele lichaam. De medicijnen kunnen per infuus, als tablet of per injectie worden toegediend. Figuur 4 Radiotherapie (59) Radiotherapie is een plaatselijke behandeling. Deze behandeling wordt gegeven door middel van straling. Het doel van radiotherapie is om de kankercellen te doden, en ervoor te zorgen dat gezonde cellen blijven leven. Radiotherapie kan om drie redenen worden gegeven. Bij een curatieve bestraling is de behandeling gericht op genezing (zie figuur 4). Bijvoorbeeld bij een kleine tumor aan de stembanden. Soms wordt een curatieve bestraling gegeven in combinatie met een operatie. 13 Bij een adjuvante bestraling (behandelingen na een genezende behandeling) wordt bestraling gegeven als lymfeklieren bijvoorbeeld na borstkanker zijn verwijderd, om zo een herhaling van kanker te voorkomen. Bij een palliatieve bestraling wordt een behandeling gegeven om klachten van uitzaaiingen te bestrijden, bijvoorbeeld door pijnklachten van uitzaaiingen in de botten. Hormonen zijn stoffen die het lichaam zelf maakt, een belangrijk groep hormonen zijn de geslachtshormonen. Een aantal klieren, organen en weefsels, bijvoorbeeld de schildklier, de zaadballen en de eierstokken maken hormonen. Het vrouwelijk lichaam produceert twee soorten geslachtshormonen, namelijk oestrogeen en progesteron. De mannelijke geslachtshormonen zijn androgeen, het belangrijkste androgeen is testosteron. Sommige soorten kanker kunnen gevoelig zijn voor het mannelijk of vrouwelijk geslachtshormoon. Bij hormonale therapie worden die stoffen beperkt of hun invloed wordt verminderd. Zo kan het ontstaan en het groeien van tumoren worden stopgezet. Hormonale therapie kan zowel adjuvant als palliatief zijn. Immunotherapie wordt gebruikt om het lichaam sterker te maken in het afweersysteem. Het afweersysteem beschermt het lichaam tegen schadelijke indringers, zoals bacteriën en virussen en vreemde cellen. Vaak ontsnappen kankercellen aan het afweersysteem, deze kankercellen worden dan niet herkend als gevaarlijke cellen. Als de gevaarlijke cellen niet gezien worden, gaat het afweersysteem ook niet te werk. Het doel van immunotherapie is het verminderen van uitzaaiingen. Niet alle soorten kanker zijn voor deze behandeling geschikt, je moet namelijk een gezonde lichamelijke conditie hebben. Immunotherapie wordt vaak samen gegeven met chemotherapie. (13, 46, 47) 14 Hoofdstuk 3 Wat is baarmoederhalskanker? Baarmoederhalskanker, ook wel cervixcarciunoom genoemd, staat wereldwijd op de tweede plaats van de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. In ontwikkelingslanden doet ongeveer 80% van de nieuwe gevallen van baarmoederhalskanker zich voor. Per jaar wordt er bij ruim 700 vrouwen in Nederland baarmoederhalskanker geconstateerd en er overlijden jaarlijks tussen de 200 en 250 vrouwen aan deze aandoening. Dankzij het bevolkingsonderzoek is het aantal sterfgevallen door baarmoederhalskanker in Nederland lager dan in veel andere landen. Ongeveer 15% van alle kankersoorten bij mensen worden veroorzaakt door virussen en voor ongeveer de helft van deze 15% wordt de kanker veroorzaakt door het humaan papillomavirus (HPV). In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd het HPV-virus voor het eerst aangetroffen bij baarmoederhalskanker, hierdoor is men meer onderzoek gaan doen naar de oorzaak van baarmoederhalskanker en de rol van het HPV-virus hierin. In deze vervolgonderzoeken werd een zeer sterk verband gevond tussen het optreden van baarmoederhalskanker en een infectie met HPV. Tegenwoordig gaan we er vanuit dat in alle gevallen van baarmoederhalskanker een HPV-infectie als eerste oorzaak ligt. (14) De baarmoeder en de baarmoederhals De baarmoeder is het vrouwlijke voortplantingsorgaan van de mens. De baarmoeder bestaat uit twee onderdelen; het lichaam van de baarmoeder (corpus) en de baarmoederhals (cervix). Het lichaam van de baarmoeder is het grootste deel van de baarmoeder, hierin vindt innesteling van het embryo plaats. De baarmoederhals is de verbinding tussen de baarmoeder en de vagina. De baarmoederholte bestaat uit een laag die bekleed is met endometrium (het baarmoederslijmvlies) en de baarmoederholte bestaat uit een laag binnen de baarmoederholte, deze is bekleed met cilinderepitheel. De baarmoederhals is ongeveer 2,5 centimeter lang. Het gedeelte dat boven de vagina ligt, heet het supravaginale gedeelte, dit gedeelte bestaat uit spieren en staat via de inwendige baarmoedermond in verbinding met de baarmoeder (zie figuur 5). Het gedeelte van de baarmoederhals dat in de vagina ligt, wordt het vaginale gedeelte genoemd. Het vaginale gedeelte bestaat met name uit bindweefsel en is via de uitwendige baarmoedermond verbonden met de vagina. De bindweefselbanden hebben als functie er voor te zorgen dat de baarmoedermond een bepaalde hoek blijft vormen met de vagina en de baarmoeder. (16, 17) 15 Figuur 5 De ligging van de baarmoederhals (15) In de baarmoedermond zit, behalve tijdens de ovulatie, een ondoorgankelijke slijmprop. Deze beschermt de baarmoeder tegen infecties. Vlak voor de ovulatie neemt de productie van het slijm toe. De samenstelling van het slijm verandert zodat de zaadcellen zich goed in het slijm kunnen voortbewegen. De baarmoederhals is stevig gesloten tijdens de zwangerschap, hierdoor kan het kind niet uit de baarmoeder ‘vallen’. (16, 17) Ontstaan van baarmoederhalskanker Veel mensen denken dat baarmoederhalskanker erfelijk is, maar dit is niet zo. De oorzaak van baarmoederhalskanker blijkt een aanhoudende virusinfectie te zijn van het slijmvlies van de baarmoederhals. Door deze virusinfectie veranderen na een lange tijd de goede cellen van de baarmoederhals in afwijkende cellen. Iemand heeft pas baarmoederhalskanker als de afwijkende cellen ongeremd gaan groeien. Deze cellen ontwikkelen zich dan tot kankercellen. Dit gebeurt pas na circa 10 tot 15 jaar. Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door bepaalde stammen van het humaan papillomavirus (HPV). Er zijn bij mensen ongeveer 100 types bekent van dit virus. De meerderheid van deze types veroorzaakt geen kanker. Ongeveer 15 types van het HPV-virus worden wel in verband gebracht met het ontstaan van kanker. Deze types worden kankerverwekkende of kwaadaardige, hoogrisico types genoemd. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) heeft 13 typen als hoog risico aangeduid, namelijk HPV type 16, 18, 31, 33, 35, 39, 45, 51, 52, 56, 58, 59 en 66. Deze typen komen niet allemaal even vaak voor. Ook verschilt het voorkomen per geografische regio. Ongeveer 80% van de vrouwen loopt ooit in haar leven een HPV-infectie op. Van deze gevallen gaat het bij 75% om een infectie met hoogrisico HPV-types. Vaak gebeurt hier niets mee en wordt de infectie door het afweersysteem van het lichaam afgebroken. In de meeste gevallen (ruim 70%) wordt baarmoederhalskanker veroorzaakt door een van de twee hoogrisico HPV-types, dit zijn HPV 16 en HPV 18. (9) 16 Klachten en symptomen baarmoederhalskanker In het beginstadium van baarmoederhalskanker merk je niets. De veranderingen aan de cellen van de baarmoederhals leiden in de eerste instantie niet tot voelbare symptomen, zoals pijn of gevoeligheid. Het eerste symptoom dat een vrouw merkt is meestal een ongewone, bloederige afscheiding. Vaak is het geen duidelijke bloeding. Als er maar een beetje bloedverlies is geeft dat een bruinige afscheiding. Het bloedverlies is ongewoon als het wordt opgemerkt buiten de normale menstruatieperiode. (9, 18)) In het vergevorderde stadium kunne er klachten optreden die worden veroorzaakt door doorgroei van de tumor in de omringende weefsels en/of als gevolg van uitzaaiingen overal in het lichaam. De symptomen van vergevorderde baarmoederhalskanker zijn bijvoorbeeld: • • • • • • het verlies van eetlust gewichtsverlies vermoeidheid, pijn in het bekken, rug en been een opgezwollen been pijn bij het plassen Er zijn vier stadia te onderscheiden bij baarmoederhalskanker: Vijfjaarsoverleving Stadium Omschrijving Het het kanker weefsel bevindt zich alleen nog maar in de I 80% baarmoederhals. Het kankerweefsel is al wat doorgegroeid in de vagina en/of in 70% II het omringende steunweefsel. De doorgroei van de kanker is verder naar beneden in de vagina 35% III en/of het steunweefsel. Doorgroei in de blaas of endeldarm, of er zijn uitzaaiingen IV vastgesteld in andere organen, bijvoorbeeld in de longen, de 10% lever of de botten. Risicofactoren baarmoederhalskanker Er zijn bij baarmoederhalskanker een aantal risicofactoren te onderscheiden, net als bij andere vormen van kanker. • Verschillende sekspartners Bij het hebben van meerdere sekspartners is de kans op het overdragen van het HPVvirus groter. Dus heb je een vergroot risico op het krijgen van baarmoederhalskanker 17 • Vroege seksuele activiteit Als er op jonge leeftijd met seks begonnen wordt, vergroot dat het risico op baarmoederhalskanker. De cellen zijn vaak nog niet rijp genoeg, waardoor deze onrijpe cellen vatbaarder zijn voor de ziekte. Ook als je op jonge leeftijd met seks begint, heb je vaak al meerdere sekspartners gehad. • De pil Als iemand de pil gebruikt is de kans dat iemand baarmoederhalskanker ontwikkelt een fractie groter. Er wordt veel onderzoek gedaan naar het verhoogde risico op baarmoedehalskanker door de pil, maar er is nog geen duidelijke oorzaak ontdekt. Als iemand in de leeftijd van ongeveer 20 tot 30 jaar de pil gebruikt dan stijgt het voorkomen van de ziekte tegen de tijd dat iemand 50 is, van 3.8 naar 4.5 op de 1000 personen. Bij het nemen van de pil worden andere voorbehoedsmiddelen vaak weggelaten, waardoor het sperma rechtstreeks in contact kan komen met de vagina. Het HPV-virus kan hierdoor makkelijker worden overgedragen. • Zwak immuumsysteem Als een vrouw besmet raakt met het HPV-virus gebeurt hier vaak niets mee en wordt de infectie door het afweersysteem van het lichaam afgebroken. Maar bij een persoon met een verzwakt immuumsysteem door een andere gezondheidsaandoening, is hierdoor de kans op het krijgen van baarmoederhalskanker groter. Ook vrouwen die medicatie nemen die het immuumsysteem onderdrukt of vrouwen die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, krijgen sneller baarmoederhalskanker. • Roken De oorzaak van het verhoogde risico op baarmoederhalskanker veroorzaakt door roken, is nog niet bekend. Onderzoek heeft wel duidelijk gemaakt dat rokende vrouwen gemiddeld dubbel zoveel kans hebben op het krijgen van de ziekte. Als een vrouw rookt, werkt haar afweersysteem minder goed. Het lichaam kan het virus minder goed opruimen. DES (staat voor diëthylstilbestrol, een kunstmatig vrouwelijk hormoon dat in Nederland tussen 1947 en 1976 werd voorgeschreven aan zwangere vrouwen.) DES-dochters lopen een twee maal zo groot risico op het krijgen van baarmoederhalskanker. Dit komt omdat er soms afwijkingen zijn ontstaan bij de geslachtsorganen. Soms komt het voor dat ze een verhoogd oestrogeengehalte hebben. Door deze afwijkingen kan zich een voorstadium van baarmoederhalskanker ontwikkelen. • • Meerdere zwangerschappen 5 of meer voldragen zwangerschappen verdubbelen het risico vergeleken met 1 of 2 voldragen zwangerschappen. De reden hiervoor is niet bekend, maar dit is uit meerdere wetenschappelijke onderzoeken gebleken. (19, 20) 18 Hoofdstuk 4 Virussen Virussen veroorzaken ziekten zoals griep, bof, mazelen, aids, herpes, hondsdolheid en bepaalde kankergezwellen. Virussen zijn heel erg klein, ze zijn kleiner dan bacteriën. Daarom zijn virussen te klein om met een licht-microscoop te kunnen worden gezien. Om een virus wel te kunnen zien, wordt een elektronen-microscoop gebruikt. Virussen kunnen alle levende organismen besmetten: dieren, planten, mensen en ook bacteriën. Bouw van een virus Virussen zijn geen cellen, maar wezens met een hele eenvoudige structuur. Een virus bestaat uit twee vaste onderdelen. Deze onderdelen zijn een nucleïnezuur en een capside. Het nucleïnezuur bestaat uit RNA of DNA, hier staan de erfelijke eigenschappen in. Virussen hebben een naakt, geïsoleerd nucleïnezuur. Dit is in tegenstelling tot de kern van dierlijke of plantaardige cellen, die DNA bevat omgeven door diverse elementen (kernlichaam, kernmembraan). Het nucleïnezuur van een virus kan enkelstrengs of dubbelstrengs zijn. Het nucleïnezuur van een virus wordt omgeven door een eiwitmantel, wat het capside wordt genoemd. Elke capside bestaat uit subeenheden: de capsomeren. Door het rangschikken van de capsomeren wordt de vorm van het virus bepaald. Het capside van een virus beschermt het nucleïnezuur tegen nucleases (enzymen die het DNA of RNA afbreken) in biologische vloeistoffen en het zorgt voor de aanhechting van het virus aan gevoelige gastheercellen. De meest voorkomende vormen van het capside zijn het regelmatige veelvak en de helixvorm (zie figuur 6 en 7). (21) Figuur 6 (21) 19 Regelmatig veelvak (doorsnede) Regelmatig veelvak (driedimensionaal) Figuur 7 (21) Nog een andere vorm is het kopstaartvirus, een virus dat een bacterie als gastheer geeft In de kop zit het DNA, daar onder de staart en de staartvezels (zie figuur 8). Figuur 8 (21) Sommige virussen hebben ook een envelop, die het geheel omwikkeld. De virussen met een envelop komen voor bij dierlijke virussen. Zowel helixen als veelvlakken kunnen in zo'n enveloppe verpakt zitten (zie figuur 9): Regelmatig veelvlak met enveloppe Helixvormig virus met enveloppe Figuur 9 (21) De envelop bestaat uit een combinatie van koolhydraten, lipiden en eiwitten. Als een virus wordt bedekt met een laag van de celmembraan van de gastheercel wordt het een enveloppe. Sommige dierenvirussen worden uitgescheiden door de gastheer en op deze manier kan dit ontstaan. In de meeste gevallen bevat de enveloppe eitwitten die gecodeerd zijn voor het virusnucleïnezuur en materialen afkomstig van de gastheercel. Afhankelijk van het virus kan de enveloppe bedekt zijn met spikes, uitsteeksels bestaande uit koolhydraat-eiwitcomplexen, die alleen passen op receptoreiwitten van hun gastheercel. 20 Een voorbeeld hier van is het aidsvirus. Dit virus gaat alleen bij bepaalde witte bloedcellen naar binnen. Virussen kunnen onschadelijk gemaakt worden doordat antistoffen deze herkenningsplaatsen van het virus afschermen. Spikes zijn verantwoordelijk voor het vermogen van bepaalde virussen, zoals het influenzavirus, om rode bloedcellen te laten samenklonteren. Zulke virussen binden zich aan rode bloedcellen en vormen bruggen tussen deze cellen. Als de gastheercel wordt geïnfecteerd met een virus, gaat de gastheer antistoffen aanmaken om het virus te inactiveren en de infectie te stoppen. Sommige virussen kunnen aan deze afweer ontsnappen omdat ze de genen die coderen voor de oppervlakte-eiwitten van het virus gaan muteren. Deze mutante virussen veranderen hun oppervlak hierdoor tot dat de antistoffen niet (meer) in staat zijn met het virus te reageren. Hierdoor kan je bijvoorbeeld meerdere keren griep krijgen. (21, 22) Werking van een virus Als een virus zich wil kunnen vermenigvuldigen heeft het virus een gastheercel nodig. Het virus dringt de gastheercel binnen en laat zijn nucleïnezuur naar binnen (het DNA of RNA). Het originele DNA wordt dan afgebroken en hier voor in de plaats wordt een nieuw DNA gevormd. In dit nieuwe stuk DNA zit het stukje van het virus, waardoor het virus bepaald wat er met de cel gebeurt. Hierbij kan het gehele DNA worden vervangen of een deel ervan. Door eiwitsynthese worden er hierna nieuwe kleine virussen gemaakt. Als er voldoende virussen zijn gemaakt wordt er een gat in de celwand gemaakt zodat de virussen een volgende cel kunnen infecteren. De cel gaat vaak dood door dit gat. Dit zorgt ervoor dat virussen schadelijk zijn voor ons lichaam, er worden cellen afgebroken (zie figuur 10). (21, 22) Figuur 10 (22) 21 Afweer Je lichaam wordt constant bedreigt door ziekteverwekkers. Veel van deze ziekteverwekkers zijn erg klein, zoals virussen en bacteriën. Er zijn ook ziekteverwekkers die groter zijn, bijvoorbeeld schimmels en dieren. Als een ziekteverwekker in je lichaam binnendringt wordt dit een infectie genoemd. Stoffen die niet in je lichaam thuis horen worden lichaamsvreemd genoemd. Je lichaam wordt beschermd op vele manieren tegen lichaamsvreemde cellen en lichaamsvreemde stoffen. Dit gebeurd door de mechanische afweer (door de huid, slijmvliezen, verterigsstelsel etc.) en de chemische afweer (door bijvoorbeeld maagzap). Bij mechanische afweer wordt het binnendringen van ziekteverwekkers en schadelijke stoffen bemoeilijkt door hun bouw en bij chemische afweer wordt dat bemoeilijkt doordat bacteriën kunnen worden gedood. Als er toch ziekteverwekkers of schadelijke stoffen in het interne milieu binnendringen, wordt het afweersysteem geactiveerd. Er zijn twee typen afweermechanismen: specifieke afweer en aspecifieke afweer. De aspecifieke afweer is werkzaam tegen vele verschilllende ziekteverwekkers. Er ontstaan fagocyten uit stamcellen van het rode beenmerg en komen daarna in het bloed terecht. Er zijn twee soorten fagocyten: granulocyten en monocyten. De monocyten verplaatsen zich naar de weefsels en veranderen van vorm. Ze worden dan macrofagen genoemd. Bij de aspecifieke afweer vindt fagocytose plaats. Fagocytose is de insluiting en vertering van ziekteverwekkers door fagocyten. De specifieke afweer is gericht op één bepaalde ziekteverwekker. De cellen van ons afweersysteem herkennen ziekteverwekkers aan de antigenen (=lichaamvreemde eiwitten). Antigenen zitten aan de buitenkant van virussen, bacteriën, schimmels, stuifmeelkorrels, wespengif, bloed en organen van iemand anders. Receptoreiwitten herkennen lichaamsvreemde antigenen. De receptoreiwitten komen voor op alle lichaamscellen en ze kunnen per receptoreiwit slechts één type antigeen binden. De macrofagen en andere cellen plaatsen lichaamsvreemd antigeen op hun celmembraan: antigeen-presenterende cellen. De lymfocyten zorgen voor de specifieke afweerreacties. De lymfocyten ontstaan uit stamcellen in het rode beenmerg. In het beenmerg ontwikkelen zich B-lymfocyten en in de thymus Tlymfocyten. De T-lymfocyten delen zich na antigeenpresentatie. Er ontwikkelen zich dan drie typen dochtercellen: T-helpercellen, cytotoxische T-cellen en T-geheugencellen. De specifieke afweer kun je weer onder verdelen in de cellulaire afweer en de humorale afweer. De cellulaire afweer is gericht tegen lichaamscellen die met virussen zijn geïnfecteerd, tegen kankercellen en tegen cellen van getransplanteerde weefsels of organen. Door cellulaire afweer vernietigen de cytotoxische T-cellen de geïnfecteerde lichaamscellen, de kankercellen of getransplanteerde cellen. Onder invloed van de humorale afweer worden er antistoffen gevormd tegen de antigenen door plasmacellen. (11) 22 Het humaan papillomavirus (HPV) Het HPV-virus is een virus die er uit ziet als een regelmatig twintigvlak. Het heeft een rond dubbelstrengs DNA van ongeveer 7900 basenparen. Het genoom (het geheel van erfelijke informatie in een cel) codeert voor slechts negen eiwitten. Deze zijn verdeeld in twee groepen groepen: zeven Early (E) en twee Late (L). De Early-eiwitten komen tot expressie (expressie is het proces waarbij informatie in een gen ‘tot expressie komt’ doordat het gen afgelezen wordt en RNA en eiwitten worden gemaakt, dus het daadwerkelijk maken van de eiwitten) tijdens: • de replicatie van het virus • de differentiatie (het delen) van de gastheercel • de migratie van de gastheercel naar de bovenste lagen van de opperhuid Pas daarna komen de twee late eiwitten tot expressie. Figuur 11 HPV-infectie. Links gezond baarmoederhalsweefsel, in het midden de fase waarin het virus zich verspreidt, rechts de integratie van het virus in het DNA van de cellen, wat uiteindelijk kan leiden tot baarmoederhalskanker.(23) Het HPV-virus behoort tot de Papovavirussen (zie figuur 11). Alle types HPV krijgen een nummer. Ze veroorzaken verschillende soorten wratten en tumoren. De humaan papillomavirussen kunnen verdeeld worden in drie groepen: • De virussen die besmettingen veroorzaken van de huid en wratten. Een voorbeeld hiervan is HPV1. Dit virus veroorzaakt wratten op de voetzool. • Virussen die besmettingen veroorzaken van de slijmvliezen, vooral in het gebied van de geslachtsorganen (het genitale gebied), en genitale wratten (condylomata accuminata) kunnen veroorzaken. Deze virussen kunnen ook wratten op de stembanden veroorzaken. Dit zijn bijvoorbeeld de HPV-types 6 en 11. 23 • De virussen die besmettingen van de slijmvliezen in het gebied van de geslachtsorganen kunnen veroorzaken en baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. Dit zijn onder andere de types 16, 18, 31, 33 en 45. HPV is een seksueel overdraagbare ziekte (soa). Dus iedereen die seksueel actief is, kan HPV oplopen. Het HPV-virus is zeer besmettelijk. Het grootste deel van de besmettingen wordt doorgegeven via vaginale seks. Maar huidcontact in de buurt van de vagina of de penis is al voldoende om een besmetting tot stand te brengen. Zo kan het virus zich ook via de vingers en handen verspreiden en je besmetten. Doordat het virus veel voorkomt en het zo gemakkelijk wordt overgedragen is het onmogelijk om het oplopen van het virus bij normaal seksueel contact helemaal te voorkomen. Zelfs condooms beschermen niet volledig, maar het verkleint wel de kans om besmet te worden. Sinds enkele jaren is er een HPV-vaccinatie tegen besmetting met HPV. Dit zijn twee vaccins en ze beschermen tegen een aantal, maar niet tegen alle hoogrisico-HPV’s. (24, 25, 26) Ook mannen kunnen HPV oplopen, de penis kan dan besmet raken. Maar ondanks dat krijgen mannen zeer zelden peniskanker. Bij mannen ontaarden de met HPV besmette cellen bijna nooit. Alleen onder extreme omstandigheden krijgen mannen via HPV peniskanker. Mannen kunnen wel veel last krijgen van genitale wratten, die ook worden veroorzaakt door het HPV-virus (HPV 6 en HPV 11). (27) Vaccineren Een vaccin is een aangepast stukje lichaamsvreemd materiaal dat wordt gemaakt uit een ziekteverwekker, bijvoorbeeld virussen en bacteriën, of uit stoffen die de ziekteverwekker aanmaakt en beschermde immuniteit tegen de ziekteverwerkker regelt. Het vaccin zit in de meeste gevallen in een spuit en het word rechtstreeks in je lichaam gespoten. Het doel van het vaccin is dat, mocht je in contact komen met de ziekteverwekker, je niet ziek wordt, of in ieder geval minder kans hebt om er ziek van te worden. Als er antistoffen (immunoglobulinen) worden ingespoten tegen de ziekteverwekker noemen we dat passieve immunisatie. Deze passieve immunisatie heeft als voordeel dat het direct bescherming biedt, maar als nadeel dat de bescherming van korte duur is (de immunoglobulinen worden afgebroken door het lichaam). Een voorbeeld van passieve immunisatie is de griepprik. Bij passieve immunisatie is er sprake van een inenting. Als er verzwakte ziekteverwekkers in worden gespoten noemen we dat actieve immunisatie. Bij actieve immunisatie wordt bij de meest vaccins ook een immuungeheugen opgebouwd (dit gebeurd vaak door een serie van vaccinaties), waardoor langdurige (vaak levenslange) bescherming is. Bij actieve immuniatie is er sprake van een vaccinatie. 24 Er bestaan verschillende soorten vaccins: • • • Vaccins die bestaan uit (delen van) gedode micro-organismen Vaccins die levend verzwakte micro-organismen bevatten (bijvoorbeeld het vaccin tegen bof, mazelen en rode hond) Vaccins die bestaan uit kunstmatig geproduceerde delen (eiwitten) van microorganismen. De vaccins die bestaan uit (delen van) gedode micro-organismen en vaccins die bestaan uit kunstmatig geproduceerde delen van micro-organismen zijn de zogenaamde geïnactiveerde vaccins. Deze kunnen dus bestaan uit de ziekteverwekker zelf, of bereid zijn door middel van gentechnieken en synthetisch van aard zijn. Een voorbeeld hiervan is het vaccin tegen het Humaan papillomavirus. (28, 29, 30) 25 Hoofdstuk 5 Welke onderzoeksmethodes zijn er? Bevolkingsonderzoek Voor sommige soorten kanker bestaat een specifieke onderzoeksmethode voor vroege opsporing. Als een bepaalde test op grote schaal van de bevolking wordt aangeboden, wordt dit ook wel bevolkingsonderzoek of screening genoemd. Er komt een bevolkingsonderzoek naar kanker als is vastgesteld dat: • • • • Een bepaalde soort kanker veel voorkomt en een aanzienlijk risico op sterfte geeft. Met een specifieke test deze soort kanker in een vroeg stadium kan worden opgespoord. Met deze test de kans op genezing wordt vergroot, dus dat er uiteindelijk ook minder mensen aan deze soort kanker komen te overlijden. Het om een betrouwbare, betaalbare, eenvoudige en weinig belastende test gaat. Een bevolkingsonderzoek wordt op grote schaal aan de bevolking aangeboden. Mensen die door hun leeftijd een verhoogd risico hebben op (een voorstadium) van kanker krijgen een uitnodiging. (31) Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker Alle vrouwen in Nederland tussen de 30 en 60 jaar krijgen elke vijf jaar een uitnodiging voor een uitstrijkje. Sinds 1995 worden elk jaar ongeveer 800.000 vrouwen persoonlijk uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek. Dit gebeurd in het jaar dat de vrouwen een leeftijd hebben van 30, 35, 40, 45, 50, 55 en 60 jaar. In opdracht van de overheid wordt het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker uitgevoerd. De vrouwen krijgen een uitnodigingsbrief rechtstreeks, of via de huisarts. Met deze uitnodiging kan de vrouw naar de huisarts gaan om een uitstrijkje te laten maken. Het potje met uitgestreken celmateriaal wordt dan, samen met de uitnodigingsbrief, naar het laboratorium gestuurd. Er worden niet alleen uitstrijkjes gemaakt d.m.v. het bevolkingsonderzoek, maar vrouwen kunnen ook een uitstrijkje laten maken op het medisch aanraden van een gynaecoloog of huisarts, of omdat er een vervolguitstrijkje nodig is. Het uitstrijkje wordt gemaakt door de huisarts of de assistente. Met behulp van een klein borsteltje of spateltje wordt wat slijm met cellen ‘gestreken’ van het slijmvlies op de grens van baarmoederhals en baarmoedermond. Het celmateriaal van een uitstrijkje wordt in een laboratorium met een microscoop bekeken. Om de cellen microscopisch zichtbaar te maken, maken ze in het laboratorium gebruik van kleuringen. Bij een kleuring gaat een chemische stof een verbinding aan waardoor onderdelen van de cel een eigen kleur krijgen. Het DNA in 26 de celkern kleurt bijvoorbeeld blauw en de eiwitten in het cytoplasma in de cel rood of groen. (31) Het celmateriaal van een uitstrijkje Een uitstrijkje wordt gemaakt van overgangsepitheel. Dit zit in het overgangsgebied tussen de vagina en de baarmoeder. Er zijn drie soorten epitheel: Het niet-verhoornend plaveiselepitheel, dit bekleedt een deel van de vagina en de binnenkant van de kleine schaamlippen. • Het cilinderepitheel dat het slijmvlies in de baarmoederhals en de klierbuizen bekleedt. • Het endometriumepitheel, dat de baarmoederholte bekleedt. Dit weefsel kun je alleen zien tijdens de menstruatie. Het niet-verhoornend plaveiselepitheel staat sterk onder invloed van hormonen. Het is daarom belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de leeftijd van de vrouw. Er zijn min of meer drie lagen niet-verhoornend plaveiselepitheel te onderscheiden: • Een onderste laag die bestaat uit een laagje kleine smalle cellen, waaruit hernieuwing van het epitheel plaatsvindt. Deze cellen worden aangeduid als reservecellen. Deze cellaag kan ontbreken, dan begint het epitheel bij de cellen van de middelste laag. • Een middelste laag cellen die de dikte van het epitheel bepaalt. Deze laag begint met basale en parabasale cellen. In deze cellen worden celdelingen gezien. Dan komen de intermediaire cellen. Deze cellen leven nog wel maar er komen geen celdelingen meer voor. • Een oppervlakkige laag. Dit is een laag van dode cellen die nog wel een celkern hebben. Deze laag kan ontbreken, dan eindigt het epitheel bij de cellen van de middelste laag. Het cilinderepitheel bestaat uit een laag van cilindercellen. De cellen kunnen slijmvormend zijn of trilharen hebben. Onder de cilinderepitheelcellen kan een laag reservecellen te zien zijn. • In een uitstijkje worden zowel cellen die los bovenop het epitheel liggen en er zomaar vanaf kunnen vallen gevonden als cellen die vaster liggen en met de borstel van het epitheel worden losgewrikt. (27) Werkwijze in het laboratorium Om een diagnose te stellen van het afgenomen celmateriaal wordt in het laboratorium al het binnenkomende materiaal volgens vaste procedures onderzocht. Deze procedures verlopen in 10 stappen. 27 Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 Stap 7 Stap 8 Stap 9 Stap 10 Het materiaal komt binnen in het laboratorium. Het formulier en het potje worden gecontroleerd en krijgen elk een sticker met hetzelfde nummer en een barcode, zodat ze niet verward kunnen worden met andere uitstrijkjes. Het potje gaat in een schudmachine om de cellen uit het borsteltje te schudden De cellen uit het potje worden machinaal overgebracht op een glaasje De cellen op het glaasje worden gekleurd, zodat ze duidelijker zichtbaar zijn. Het glaasje wordt machinaal gescand door de zogenoemde Imager. Dit is een computer die patronen kan herkennen en eventuele afwijkende cellen selecteert. Dat gebeurt door het registreren van de coördinaten. Een analist bekijkt en beoordeelt het preparaat onder de microscoop. De analist bespreekt de eventuele afwijkende cellen met een consulent en hun conclusie wordt voorgelegd aan een pahtoloog, deze stelt vervolgens de diagnose. De patholoog bespreekt de diagnose met de huisarts indien dat nodig is. De diagnose en het bijbehorende advies worden ingevoerd in de computer. De uitslag gaat via beveiligde e-mail of per post naar de huisarts. De uitslag van het uitstrijkje (KOPAC en Pap) George Papanicolaou ontwierp een systeem waarmee afwijkingen in de cellen van uitstrijkjes in een classificatie werden ondergebracht. De Pap-classificatie gaat met een nummering van Pap I t/m Pap V: Pap-klasse 0 Uitstrijkje niet te beoordelen Pap-klasse I Een normaal celbeeld Pap-klasse II Kleine celafwijkingen Pap-klasse IIIA Geringe of matige dysplasie (voorstadium van kanker) Pap-klasse IIIB Ernstige dysplasie (voorstadium van kanker) Pap-klasse IV Voorstadium van kanker of mogelijk kankergezwel Pap-klasse V Kanker 28 Voor de uitslagen gebruiken ze naast de Pap-classificatie ook de KOPAC-codering. De KOPAC is begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw ontwikkeld door de Nederlandse arts Linthorst. De KOPAC staat voor: K Kwaliteit O Onsteking P Plaveiselepitheel A Andere afwijkingen C Cilinderepitheel B Beoordeelbaarheid van het preparaat (deze letter wordt vaak toegevoegd aan de KOPAC) De KOPAC is meer preciezer uitgewerkt dan de Pap-classificatie. De KOPAC heeft ongeveer 100.000 classificatiemogelijkheden. De KOPAC-codering besteedt niet alleen aandacht aan de afwijkingen in de cellen, maar ook aan tekenen van ontstekingen (= de O van KOPAC). Het plaveiselepitheel en de stappen naar de ontwikkeling van baarmoederhalskanker komen in de P-as van de KOPAC aan de orde. In de Pap en de P-as van de KOPAC-classificatie komen alle tussenstappen aan de orde van gezond, normaal weefsel naar abnormaal en afwijkend weefsel. Dysplasie is een voorstadium van kanker. Dysplasie is een verstoring van het plaveiselepitheel, waarbij de celkernen abnormaal groot zijn en vaak donkerder gekleurd. In figuur 12 hieronder staat een tabel waarin gerangschikt de Pap uitslag, de KOPAC uitslag van de P-as, de diagnose en het advies beschreven staat. Pap uitslag Pap I KOPAC uitslag De P-as KOPAC PI Pap 0 KOPAC B3 Pap II KOPAC P2 Pap IIIA1 KOPAC P4 Pap IIIA2 Pap IIIB Pap IV KOPAC P5 KOPAC P6 KOPAC P7 Pap V KOPAC P9 Diagnose Er zijn geen afwijkende plaveiselepitheelcellen gevonden. Het uitstrijkje was niet te beoordelen. Atypie (afwijking) van plaveiselepitheel. Geringe dysplasie Advies Over vijf jaar een nieuwe uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek. Over 6 weken een nieuw uitstrijkje laten maken. Herhalingsuitstrijkje na 6 maanden met een HPV-test. Herhalingsuitsrijkje na 6 maanden met een HPV-test. Matige dysplasie Onderzoek bij de gynaecoloog Ernstige dysplasie Onderzoek bij de gynaecoloog Voorstadium van kanker Onderzoek bij de gynaecoloog of mogelijk kankergezwel Kanker Onderzoek bij de gynaecoloog Figuur 12 (27) 29 De O-as van 1 t/m 10 van de KOPAC staat voor ontstekingen: 1 Virus 2 Trichomonas 3 Bacteriële infectie 4 Candida (verschillende soorten) 5 Gardnerella vaginalis 6 Geen tekenen van ontsteking 7 Actinomyces 8 Chlamydia 9 Niet-specifieke ontsteking Een virusinfectie (KOPAC O1) is te klein om met een microscoop te zien. Maar de effecten van de virusinfectie op de cellen zijn wel in het uitstrijkje waarneembaar. Er kunnen twee viruseffecten worden waargenomen, namelijk die van het herpes simplexvirus en van het HPV-virus. Bij een herpesinfectie krijgen de cellen insluitsels en meerdere kernen. Bij HPV zijn er ook meerkernige cellen. Daarnaast zijn er dat ook gaten rondom de kern in het cytoplasma (zie figuur 13). Figuur 13 (32) Trichomonas (KOPAC O2) is een eencellig micro-organisme die in de vagina voorkomt. Het eencellige micro-organisme beweegt zich voort met behulp van een zweepstaart, die in de Pap-kleuring zichtbaar is. De trichomonas is grijs, blauwgrijs of groengrijs gekleurd en peervormig tot driehoekig of afgerond van vorm. Er zit een ovaal kerntje in en fijne, rode korreltjes (zie figuur 14). Je kunt ze herkennen door de dikke trossen die aan de plaveiselepitheelcellen hangen. 30 Figuur 14 (33) Bij een bacteriële infectie (KOPAC O3) zijn er veel ronde bacteriën aanwezig. Ook kun je verschillende ‘clue’ cellen zien. ‘Clue’ cellen zijn epitheelcellen, die geheel bedekt zijn met een soort stippels en plakspul (zie figuur 15). Figuur 15 (34) Wanneer er extreem veel ‘clue’ cellen aanwezig zijn, dan ontwikkeld zich dat tot Garnella vaginalis (KOPAC O5). Gardnerella vaginalis is te herkennen aan de grote hoeveelheden bacteriën die geplakt zijn op de plaveiselepitheelcellen (zie figuur 16). Figuur 16 (35) Bij KOPAC O4 gaat het om een ‘schimmelinfectie’, Candida. De sporen van schimmels en gisten groeien uit tot lange draden (zie figuur 17). Strikt genomen is Candida een gist en niet een schimmel. 31 Figuur 17 (36) Actinomyces (KOPAC O7) is een micro-organisme die een infectie veroorzaakt. Bij cellen met Actinomyces is er onder de microscoop is een soort wolbaal van blauwe draden zichtbaar (zie figuur 18). Figuur 18 (37) Een Chlamydia-infectie (KOPAC O8) is een veel voorkomende, seksueel overdraagbare aandoening, die wordt veroorzaakt door de Chlamydia-bacterie. Het zijn ovale baceteriën. De diagnose KOPAC O9 wordt gegeven wanner er veel plaveiselepitheelcellen aanwezig zijn die helemaal bedenkt zijn met granulocyten (ontstekingscellen). (27) De thuistest Ongeveer 77% van de vrouwen die in aanmerking komen voor een uitstrijkje, laten daadwerkelijk een uistrijkje maken. Ongeveer de helft van de vrouwen die baarmoederhalskanker krijgen, reageren niet op de uitnodiging voor het maken van een uitstrijkje. Om de preventie van baarmoederhalskanker te verbeteren is er in 2016 een thuistest beschikbaar. Vrouwen die niet naar de huisarts willen voor een uitstrijkje moeten de thuistest zelf aanvragen. Ze moeten het afgenomen weefsel vervolgens opsturen naar het laboratorium, waar wordt gekeken of sprake is van een besmetting met het Humaan papillomavirus. (38) 32 Hoofdstuk 6 Onderzoek: voorkomen van baarmoederhalskanker (HPV-vaccinatie en uitstrijkje) Inleiding We hebben door middel van enquêtes onderzocht wat de mening is van vrouwen over het wel/niet vaccineren tegen het HPV-virus, het uitstrijkje en de thuistest. De HPV-inenting beschermt tegen de twee meest gevaarlijke typen HPV die baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. Het inenten is het meest zinvol bij meisjes die nog geen seks hebben gehad. De inenting bestaat uit drie prikken. In onze enquête geven vrouwen antwoord op de vraag of ze voorkeur hebben om hun dochter(s) te laten vaccineren tegen het HPV-virus. Er zijn veel discussies over het al of niet inenten van meisjes tegen baarmoederhalskanker. De voorstanders, zoals de Gezondheidsraad en de overheid die zijn voor de vaccinatie, omdat zij kijken vanuit epidemiologisch perspectief, dit zijn de grote getallen, zowel gelet op de doeltreffendheid als de mogelijke risico’s. De tegenstanders, zoals de Nederlandse Verenigingen Kritische Prikken, redeneren op basis van individuele en specifieke gevallen. Er is veel onzekerheid en onbekendheid, omdat de HPV-vaccinatie snel in het Rijksvaccinatie programma is gekomen. In deze enquête hebben we ook naar de beweegredenen gevraagd. Bij het uitstrijkje worden cellen van de baarmoederhals afgenomen en op een glaasje uitgestreken. Uitstrijkjes zijn bedoeld om een voorstadium van baarmoederhalskanker op te kunnen sporen. Vrouwen tussen de 30 en 60 jaar krijgen via het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker één keer in de 5 jaar een oproep om dit uitstrijkje te laten maken door de huisarts. Omdat blijkt dat niet elke vrouw op een oproep reageert hebben we vragen hierover opgenomen in onze enquête. Hier hebben de vrouwen ook een reden aangegeven. De Gezondheidsraad adviseert om vrouwen die niet op een uitnodiging te reageren, een thuistest aan te bieden. Met een thuistest kunnen vrouwen zelf een uitstrijkje maken en deze kunnen ze opsturen naar het laboratorium. Er zijn voor- en nadelen aan deze thuistest. Een voordeel van de thuistest is dat vrouwen hiervoor niet naar de huisarts hoeven. Een nadeel is dat eventuele afwijkingen van de cellen niet worden opgespoord, maar er kan dan alleen maar gekeken worden of er HPV aanwezig is. In onze enquête hebben we gevraagd wat vrouwen van de thuistest vinden. (39, 40, 41) 33 Onderzoeksvragen Wat zijn beweegredenen voor vrouwen om een uitstrijkje te laten maken? Hebben deze beweegredenen ook invloed op de keus om eventuele dochters te laten vaccineren? Is er een verband tussen de vrouwen die kiezen voor een uitstrijkje bij de huisarts en moeders die hun dochters vaccineren? Hoe zwaar laten vrouwen de voor- en nadelen van de thuistest meewegen in de mening over de thuistest? Hypotheses Vrouwen die geen uitstrijkje laten maken doen dit niet vanwege schaamte, omdat zij het een ongemakkelijk idee vinden om dit te ondergaan bij een arts. Dit zeggen ook verschillende huisartsen van wat zij van patiënten horen. (42) Als er kanker in de familie voorkomt, laat een vrouw sneller een uitstrijkje maken en als zij een dochter heeft laat ze haar vaccineren, omdat de meeste vormen van kanker erfelijk zijn en dan heeft deze vrouw meer kans om kanker te krijgen. De aanleg om kanker te krijgen is verhoogd als er kanker in de familie voorkomt, omdat iemand dan een verandering in het erfelijk materiaal heeft meegekregen (DNA). Dit kan zij dan mogelijk in een eerder stadium ontdekken door een uitstrijkje te laten maken. Ook is haar dochter hier dan ook voor beschermd. Een vrouw die een dochter heeft en haar heeft laten vaccineren laat elke 5 jaar een uitstrijkje maken, omdat deze vrouwen zich bewuster zijn van het risico op kanker. Als vrouwen de thuistest geen goed idee vinden is hun reden hiervoor dat zij de thuistest onbetrouwbaar vinden, omdat dit niet uitgevoerd wordt door een arts. Werkplan Wij zijn begonnen informatie te zoeken over de verschillende meningen van instanties en voor- en nadelen die genoemd werden over bijvoorbeeld de vaccinatie, het uitstrijkje en de thuistest. Met behulp van deze informatie hebben wij een enquête opgezet. We hebben de enquête uitgedeeld aan vrouwen onze familie en omgeving. De resultaten hebben we verwerkt en hieruit hebben we verschillende conclusies getrokken (zie bijlage 21). 34 Resultaten Wat is uw leeftijd? (zie bijlage 1) Leeftijd 20 t/m 30 Leeftijd 31 t/m 40 Leeftijd 41 t/m 50 Leeftijd 50 of hoger We zien dat de meeste vrouwen tussen de 41 en 50 jaar oud zijn. Heeft u te maken (gehad) met kanker in de familie? Zo ja, welke soort? (zie bijlage 2) Ja Nee Bij de meerderheid van de vrouwen komt kanker in de familie voor. Dit is het geval bij 62 vrouwen. 35 Bij de meeste vrouwen komt borstkanker in de familie voor. Darmkanker en prostaatkanker zijn daarna de meest voorkomende soorten kanker. Heeft u kinderen? (zie bijlage 3) De meeste vrouwen hebben kinderen, dit is ook te verklaren uit het feit dat de meeste vrouwen boven de 30 jaar waren. 36 Heeft u dochters? (zie bijlage 4) De meeste vrouwen hebben ook dochters. Heeft u voorkeur uw kind(eren) voor de HPV-vaccinatie te laten inenten? (zie bijlage 5, 6 en 7) 37 De meerderheid van de vrouwen heeft de voorkeur om haar kinderen te laten vaccineren, maar ook een deel kiest hier niet voor. We zien dat een groot deel van de vrouwen die de voorkeur hebben hun kinderen te laten vaccineren, ik vind het belangrijk, als reden hebben aangegeven. Gaat u elke 5 jaar naar de huisarts om een uitstrijkje te laten maken? (zie bijlage 8, 9 en 10) In de cirkeldiagram zie je dat 70% van de vrouwen die elke 5 jaar naar de huisarts gaat om een uitstrijkje te laten maken dat doet, omdat ze het belangrijk vindt. In deze cirkeldiagram geeft 60% van de vrouwen aan geen uitstrijkje laten te maken vanwege een andere reden. (zie bijlage 10) 38 Denkt u dat een uitstrijkje een zinvolle methode is om baarmoederhalskanker te voorkomen? Waarom denkt u dit? (zie bijlage 11, 12, en 13) 90% van de vrouwen die het uitstrijkje een zinvolle methode vindt om baarmoedehalskanker te voorkomen heeft als reden aangegeven dat baarmoederhalskanker dan vroegtijdig kan worden geconstateerd. Vind u de thuistest een goed idee? Wat is uw reden hiervoor? (zie bijlage 14, 15 en 16) In deze cirkeldiagram zie je duidelijk dat de meningen erg verdeeld zijn. Er is een kleine meerderheid nee geantwoord. 39 De reden dat vrouwen ja hebben geantwoord is voornamelijk, omdat ze het minder ongemakkelijk vinden dan bij de dokter. De reden dat vrouwen nee hebben geantwoord is voornamelijk, omdat ze vinden dat het door een arts moet gebeuren en de thuistest is onbetrouwbaar. Dit zegt 69% van deze vrouwen. Laten vrouwen bij wie kanker in de familie voorkomt een uitstrijkje maken? (zie bijlage 17) 40 Bij 58 van de vrouwen bij wie kanker in de familie voorkomt wordt ook een uitstrijkje gemaakt. Bij 4 vrouwen bij wie kanker in de familie voorkomt is dit niet het geval. Hebben vrouwen de voorkeur om hun kind te laten vaccineren als er kanker voorkomt in de famlie? (zie bijlage 18) Er zijn 34 vrouwen met kanker in de familie die voorkeur hebben hun kind te vaccineren. Er zijn 24 vrouwen met kanker in de familie die geen voorkeur hebben hun kind te vaccineren. Bij de overige 4 vrouwen is dit niet van toepassing. Laat een vrouw die een dochter heeft en voorkeur heeft haar te laten vaccineren elke 5 jaar een uitstrijkje maken? (zie bijlage 19) Alle vrouwen die voorkeur hebben hun kind te vaccineren laten ook een uitstrijkje maken. 41 Conclusie Uit onze resultaten blijkt niet dat vrouwen die geen uitstrijkje laten maken dit niet doen vanwege schaamte, omdat zij het een ongemakkelijk idee vinden om dit te ondergaan bij een arts. Met ongemakkelijk bedoelen we de techniek van hoe een uitstrijkje wordt afgenomen. De meeste vrouwen die geen uitstrijkje laten maken, doen dit omdat zij het niet nodig vinden (20%) of onprettig vinden (20%). Met onprettig bedoelen we het feit dat het uitstrijkje gedaan wordt door een arts. Ook kan de reden zijn dat de vrouw niet de juiste leeftijd had om de vraag te beantwoorden (60%). Uiteindelijk is er 0% vrouwen die heeft aangegeven geen uitstrijkje te laten maken vanwege schaamte. Als er kanker in de familie voorkomt, laat een vrouw sneller een uitstrijkje maken. Dit blijkt uit onze resultaten (94% van de vrouwen). De meest voorkomende reden die zij hebben aangegeven is dat ze het belangrijk vinden. Het is dus waarschijnlijk dat deze vrouwen hun keuze mede hebben bepaald doordat er kanker voorkomt in de familie. Je kunt geen duidelijke conclusie trekken over het feit dat vrouwen bij wie kanker in de familie voorkomt, ook voorkeur hebben om hun dochters te vaccineren. Er zijn 34 vrouwen (54,8%) die ja hebben aangegeven en er zijn 24 vrouwen (38,7%) die nee hebben aangegeven. Het is dus wel een meerderheid, maar ook een groot deel van de vrouwen heeft nee aangegeven. Onze hypothese dat als vrouwen de thuistest geen goed idee vinden is hun reden hiervoor dat zij de thuistest onbetrouwbaar vinden, omdat dit niet uitgevoerd wordt door een arts is juist. 69% van de vrouwen geeft aan dat zij de thuistest geen goed idee vinden doordat ze dit onbetrouwbaar vinden. 14% van de vrouwen vindt dat het onnodige angst en onrust opgewekt en 17% van de vrouwen vindt de thuistest niet volledig genoeg. Uit de resultaten is gebleken dat een vrouw met een dochter voorkeur heeft haar te laten vaccineren ook elke 5 jaar een uitstrijkje laat maken. Dit is het geval bij 100% van de vrouwen. De reden hiervoor is alleen niet duidelijk te zeggen, omdat er ook maar 10 vrouwen van het totaal aantal vrouwen geen uitstrijkje laat maken. Het is wel zo dat deze 10 vrouwen deel uit maken van de groep die voorkeur heeft haar dochter niet te laten vaccineren. Discussie Wij zijn tot de conclusie gekomen dat we goede resultaten hebben gekregen. Onze eerste hypothese hadden wij alleen niet goed. Vrouwen laten geen uitstrijkje maken vanwege schaamte, maar zij vinden dit een ongemakkelijk idee, wij dachten juist wel dat vrouwen zich daarvoor schaamden. Als er kanker voorkomt in de familie laten vrouwen wel sneller een uitstrijkje maken, dit hadden wij ook gedacht. Ook hadden wij gedacht dat vrouwen een voorkeur hebben om hun dochters te laten vaccineren als er kanker voorkomt in de familie, maar dit is niet altijd het geval. Er zijn vrouwen die laten hun dochter liever niet vaccineren, omdat er veel onduidelijkheden zijn. Vrouwen die dochters hebben en zich laten vaccineren 42 gaan ook elke 5 jaar een uitstrijkje laten maken, deze vrouwen zullen dit erg belangrijk vinden. Wij hebben deze enquête afgenomen bij 104 vrouwen, onze resultaten zijn hierdoor nauwkeuriger geworden, we hadden namelijk een grote groep vrouwen. 43 Hoofdstuk 7 Practicum: Beoordelen van cellen van de baarmoederhals Inleiding Als uitstrijkjes bij vrouwen worden gemaakt, worden ze naar het laboratorium gebracht. Hier worden ze beoordeeld op eventuele afwijkingen. Je kunt gezonde cellen zien, maar ook ontstekingen, infecties en voorstadia van kanker. Dit kun je beoordelen door te kijken naar de cellen onder een microscoop door middel van PAP-kleuring. PAP-kleuring is een systeem waarmee afwijkingen in een rangschikking worden ondergebracht (zie hoofdstuk 5). Dit hebben wij ook gedaan in ons practicum. Wij hebben de baarmoederhalscellen bekeken van vijf verschillende vrouwen. Onderzoeksvraag Hoe kun je aan een preparaat zien dat de cellen van de baarmoederhals niet gezond zijn? Hypothese Als de cellen van een preparaat niet gezond zijn, dan liggen de cellen verder uit elkaar en de celkernen zijn dan groter. De cellen zijn dan niet mooi rond van vorm. Dit komt doordat de cellen dan zijn aangetast en er een virus, ontsteking of een voorstadium van kanker aanwezig kan zijn (zie hoofdstuk 2) Benodigdheden • • • • • • • • • • • • • • • • 20 objectglaasjes Dekglaasjes Microscoop Lab-jas Handschoenen en bril Alcohol voor schoonmaken van objectglaasjes 5 verschillende monsters van uitstrijkjes Preparaatklemmetjes Cytospin (centrifuge) Pipet met vloeistof (50 µL FCS, foetaal kalfs serum) Stof 50% alcohol Stof 30% alcohol Stof hematoxilline (kleurstof voor het kleuren van celkernen, worden donkerpaars en cytoplasma, wordt lichter) Water Stof 70% alcohol Stof 100% alcohol 44 • • • • Stof Orange G (kleurstof voor het kleuren van keratine) Stof EA (kleurstof voor het kleuren van oppervlakkige cellen) Stof Xyleen (stof voor het oplossen van organische stoffen) Depex (aanhechtingsvloeistof) Werkwijze Als eerste hadden we het patiënten materiaal opgehaald uit het magazijn. Daaruit pakten we vijf willekeurige monsters. Deze hebben we genummerd en bij elk patiënten materiaal hebben we vier objectglaasjes gemaakt met elk een verschillend aantal druppels FCS. De objectglaasjes hebben we schoongemaakt met alcohol. We stelden de cytospin in op 300 rpm (rounds per minute) de objectglaasjes moesten hier drie minuten in. We hebben bij elke vier objectglaasjes twee, vier, zes of acht druppels genomen. We gingen de objectglaasjes in klemmetjes zetten en vervolgens hebben we de objectglaasjes weer in de cytospin gezet. Met de pipet lieten we een verschillend aantal druppels FCS in de objectglaasjes druppelen. Toen stelden we de cytospin in op 1000 rpm voor tien minuten. Vervolgens lieten we de objectglaasjes drogen. De objectglaasjes waren toen klaar voor de PAP-kleuring. We hadden tien bakjes met verschillende vloeistoffen. Hieronder is een overzicht van de bakjes met de vloeistof en van de tijd in minuten hoelang de objectglaasjes in de bakjes moeten staan. Tijd in minuten 0.1 2 4 5 2 2 2 2 2 2 1 1 1 2 Nummer van het bakje 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Vloeistof 50% alcohol 30% alcohol Hematoxilline Spoelen met water 70% alcohol 100% alcohol Orange G 100% alcohol 100% alcohol EA 100% alcohol 100% alcohol Xyleen Xyleen Na de PAP-kleuring deden we depex op de verschillende objectglaasjes. Hierna zijn de objectglaasjes afgedekt met een dekglaasje. Toen lieten we de preparaten drogen. Nadat alle preparaten droog waren, gingen we ze stuk voor stuk bekijken onder de microscoop. We hebben van elk patiëntmateriaal het beste preparaat gekozen die we konden beoordelen. 45 Resultaten Er moesten niet te veel en ook niet te weinig cellen aanwezig zijn. We hebben bij elk preparaat de beste vergroting gekozen. Bij de meeste preparaten hadden we een vergroting van 10x of 40x. Figuur 19 figuur 20 Hierboven staan twee figuren (zie figuur 19 en 20) weergegeven van de foto’s van het eerste preparaat met vier druppels FCS. De foto links is een vergroting van 10x en de foto rechts is een vergroting van 40x. De celkernen zijn niet vergroot en we zien geen afwijkende cellen. Wel zijn er op de foto van de 40x vergroting kleine rondjes te zien buiten de celkernen om. En er liggen roze klonten omheen. Figuur 21 figuur 22 Deze twee figuren (zie figuur 21 en 22) zijn de foto’s van het tweede preparaat met elk zes druppels FCS. De foto links is een vergroting van 10x en de foto rechts is een vergroting van 40x. We zien dat de cellen verstrooid door elkaar liggen en er zijn paarse stippen te zien. 46 Figuur 23 figuur 24 Hierboven zie je twee figuren (zie figuur 23 en 24) van de foto’s van het derde preparaat met beide vier druppels FCS. De foto links is een vergroting van 10x en de foto rechts is een vergroting van 40x. Op de linker foto zie je veel bloed, dit zie je aan de grote hoeveelheid rode plekken. Op beide foto’s, met op foto twee de duidelijkste weergave, zie je tussen de cellen veel draden verspreid liggen. We zien ook dat de celkernen iets vergroot zijn. Van het vierde preparaat waren de foto’s niet te beoordelen, dit kwam door te grote hoeveelheid cellen en/of te weinig hoeveelheid cellen. Figuur 25 figuur 26 Deze twee figuren (zie figuur 25 en 26) zijn de foto’s van het vijfde preparaat met elk zes druppels FCS. De foto links is een vergroting van 10x en de foto rechts is een vergroting van 40x. Wat ons opvalt dat de celkernen erg groot zijn en er zijn stippels te zien. 47 Conclusie Onze hypothese is deels juist en deels niet juist. We zijn tot de conclusie gekomen dat als de celkernen vergroot zijn je wel de conclusie kunt trekken dat de cellen niet gezond zijn. Maar het is niet zo dat de cellen dan verder uit elkaar liggen. Als de cellen zijn aangetast door een virus, ontsteking of een voorstadium van kanker dan kun je dit ook zien aan, bijvoorbeeld de draden die tussen cellen liggen en de aanwezigheid van bacteriën (stippels). Bij het eerste preparaat zagen we geen afwijkende cellen. Wel zagen we kleine rondjes rondom de cellen. Dit betekent dat dit baarmoederslijmvlies wel gezond is, maar er zijn wel kleine ontstekingen aanwezig. Dit betekent dat het valt onder Pap I. Bij het tweede preparaat lijken de cellen verstrooid en er zijn paarse stippen aanwezig. Dit geeft aan dat er een gardnerella vaginalis aanwezig is. Een gardnerella vaginalis is een bacterie die voorkomt in de vagina van de vrouw. De gardnerella vaginalis is geen schimmelinfectie, maar een bacteriële infectie. Dit valt onder Pap I. (43) Bij het derde preparaat zagen we veel rode bloedcellen en we zagen draden verspreid liggen tussen de cellen. De rode bloedcellen tonen aan dat deze vrouw in haar menstruatieperiode zit. Ook zagen we dat de celkernen iets vergroot waren. Dit betekent dat de cellen onrustig zijn. Deze vrouw heeft een candida schimmelinfectie, dat zagen we aan de verspreide draden. Een candida schimmelinfectie wordt veroorzaakt door een gist die normaal in de darmen voorkomt. De sporen van schimmels groeien uit tot lange draden. Dit valt ook onder Pap I. (44) Bij het vierde preparaat konden we de foto’s niet beoordelen door de aanwezigheid van te veel of te weinig cellen. Dit betekent dat het valt onder Pap 0, deze vrouw moet over zes weken een nieuw uitstrijkje laten maken. Bij het vijfde preparaat zagen we grote celkernen met stippels. Deze stippels zijn chromatine, die zijn opgerold in het DNA. Deze cellen zijn atypie, dit betekent dat ze afwijkingen hebben in vergelijking tot de normale cellen. Dit betekent dat het valt onder Pap II, deze vrouw moet terugkomen voor een herhalingsuitstrijkje binnen zes maanden met een HPV-test. Een atypie kan zich tot een stadium van kanker ontwikkelen. (27, 57) Discussie Het practicum is goed verlopen. We hebben de uitstrijkjes beoordeeld volgens de PAPclassificatie. We zijn alleen uitstrijkjes tegen gekomen met Pap 0, I en II. We hebben geen HPV-virus gezien of baarmoederhalskanker. 48 Hoofdstuk 8 Behandelingsmogelijkheden Operatie (chirurgie) In hoofdstuk 2 hebben we kort wat vertelt over de behandelingen van kanker, en zo ook over de operatie. In een beginstadium van baarmoederhalskanker en als er nog een kinderwens is, kan er een conisatie worden gedaan. Bij deze operatie verwijdert de gynaecoloog het bovenste stukje van de baarmoedermond. Het stukje wat wordt weggesneden heeft de vorm van een kegeltje, dit wordt ook wel conus genoemd. De baarmoeder blijft daarna hetzelfde. Deze operatie gebeurt onder narcose of onder verdoving van het onderlichaam, dit is de zogenaamde ruggenprik. Als er geen kinderwens meer is, kan de hele baarmoeder worden verwijderd. (45) Wertheim – operatie Wanneer baarmoederhalskanker al in een verder stadium is geconstateerd, wordt naast de baarmoeder, ook het bovenste deel van de vagina, het omringende steunweefstel en de lymfeklieren uit de bekken verwijdert. Dit is een grote operatie waarbij men soms ook de eierstokken weghaalt. Deze operatie vindt plaats via een snee in de onderbuik, vaak vanaf het schaambeen tot iets boven de navel. Als de gynaecoloog verwacht dat na de operatie bestraling volgt bij een vrouw die nog niet in de overgang is, worden vaak de eierstokken hoger in de buikholte geplaatst, zodat ze buiten het bestralingsgebied bevinden. Als de arts een wertheim – operatie voorstelt, waarbij de baarmoeder wordt verwijderd, maar er is een kinderwens aanwezig, dan wordt een trachelectomie gedaan. Dit houdt in dat de baarmoederhals met het omringende steunweefsel en de lymfeklieren uit de onderbuik worden verwijderd. Dit kan alleen worden uitgevoerd in een beginstadium van baarmoederhalskanker. Het weggehaalde weefsel wordt na de operatie onderzocht door een patholoog. Dit is een gespecialiseerde arts die het weefsel onderzoekt onder de microscoop. Daarna kan gezegd worden wat voor soort kankercellen aanwezig zijn en de kwaadaardigheid van de kanker. (45) Bestraling Bestraling is een behandeling om kankercellen te doden, de gezonde cellen blijven bespaard. Bij bestraling kan worden gekozen uit twee soorten bestraling, namelijk inwendige en uitwendige bestraling (zie figuur 27). 49 Bij uitwendige bestraling komt de straling uit een bestralingstoestel. Dit apparaat wordt een lineaire versneller genoemd. De kanker wordt van buiten door de huid heen bestraald. De radiotherapeut zorgt ervoor dat de stralenbundel nauwkeurig wordt gericht en zo wordt het omliggende, gezonde weefsel zo veel mogelijk buiten het te bestralen gebied gehouden. Een uitwendige bestralingsbehandeling duurt een aantal weken en hiervoor is vaak geen opname in het ziekenhuis nodig. Bij inwendige bestraling (brachytherapie) wordt radioactief materiaal in de baarmoeder geplaatst en vindt bestraling van binnenuit plaats. Hiervoor worden holle buisjes in de baarmoeder geplaatst. Deze bestraling vindt plaats in een kamer met speciale voorzieningen. Dit gebeurt met een apparaat en dit apparaat brengt radioactiviteit over naar de holle buisjes. De hoeveelheid straling die nodig is, is afhankelijk van de grootte van de kanker. Bij radiotherapie zijn kankercellen gevoelig voor straling. De straling beschadigt het DNA in de cel. Hierdoor kan de kankercel zich niet delen en gaat dood. Kankercellen kunnen zich minder goed herstellen van straling dan gezonde cellen. Gezonde cellen blijven zich wel delen. Zo gaan steeds meer kankercellen dood en gezonde cellen blijven in je lichaam. Figuur 27 bestraling (46) In hoofdstuk 2 hebben we al verteld dat bij bestraling of radiotherapie gebruik wordt gemaakt van straling. Kankercellen zijn zeer gevoelig voor straling. Bestraling heeft ook invloed op gezonde cellen in het bestraalde gebied, vooral door snel delende gezonde cellen, zoals slijmvliezen, die worden mee bestraald. Hierdoor kunnen patiënten last krijgen van bijwerkingen. De bijwerkingen zijn afhankelijk van: • Plaats in het lichaam die wordt bestraald • Dosis per bestraling • Totale hoeveelheid straling • Combinatie met andere behandelingen • Behandelduur Hoe een patiënt reageert op bijwerkingen is van te voren nooit te zeggen. (46) 50 Chemotherapie In hoofdstuk 2 is kort behandeld wat chemotherapie inhoud. In dit hoofdstuk gaan we daar nog verder op in. Bij chemotherapie werk je met cel remmende medicijnen. Dit wordt cytostatica genoemd. Chemotherapie maakt de tumor kleiner, maar maakt de gezonde cellen ook kapot. Chemotherapie kan in verschillende mogelijkheden worden toegepast: • • • Genezende behandeling Aanvullende behandeling Neo-adjuvante behandeling Bij een genezende behandeling reageren de kankercellen goed op de chemotherapie, de tumor kan hiermee ook vernietigd worden. De behandeling wordt dan ook gericht op genezing, dit is ook wel een curatieve behandeling. Een aanvullende behandeling wordt gegeven na de genezende behandeling. Dit wordt gedaan om eventuele kleine, onzichtbare uitzaaiingen te vernietigen. Deze aanvullende behandeling is gericht op het vergroten van de kans op genezing. Dit wordt ook wel een adjuvante behandeling genoemd. Een neo-adjuvante behandeling wordt voor de genezende behandeling toegepast. Het doel hiervan is om de tumor beter te kunnen behandelen en eventuele uitzaaiingen ergens anders in het lichaam te vernietigen. Doordat een neo-adjuvante behandeling van te voren plaatsvindt wordt de genezende behandeling kleiner. Ook de neo-adjuvante behandeling is gericht op het vergroten van de kans op genezing. Cytosatica kan op verschillende manieren worden toegediend. De manieren zie je hieronder: • • • • • • Via de mond: tabletten of capsules Via een injectie onder de huid of in een spier Rechtstreeks via een slagader of ader: via injectie of infuus Via de huid: crème In het ruggenmerg: met injectie In een lichaamsholte: via een slangetje wordt vloeistof toegediend Chemotherapie wordt meestal via infuus toegediend (zie figuur 28). 51 Figuur 28 (60) Chemotherapie bestaat uit een serie toedieningen en een rustperiode. De rustperiode is de chemokuur, men noemt dit ook wel een cytostaticakuur. Een chemokuur wordt enkele keren herhaald. Het toedienen van cytostatica kan per patiënt sterk variëren van vijf minuten tot zelfs enkele dagen, ook kan je continu cytostatica toegediend krijgen. Per patiënt verschilt het ook of je een dag in het ziekenhuis moet blijven of dat je moet worden genomen. Hoe lang een behandeling duurt hangt af van verschillende redenen namelijk: • • • • • • De reden van het toepassen van chemotherapie De dosering van de cytostatica De soort cytostatica Het toedieningsschema waarin de cytostatica worden gegeven De ernst van eventuele bijwerkingen Het resultaat van de behandeling De ene soort kanker reageert beter op chemotherapie dan de andere. Vaak wordt na drie behandelingen gekeken of het effect heeft. Als er geen effect is, dan wordt gekozen voor een andere behandeling. Chemotherapie heeft niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op de gezonde cellen in het lichaam. In rustperioden van de chemokuur hebben gezonde cellen de tijd om zich te herstellen. De meeste gezonde cellen herstellen zich weer, hierdoor verdwijnen de bijwerkingen. De bijwerkingen waar je last van kunt krijgen zijn afhankelijk van: • • • • • • • Soort cytostatica Combinatie met andere cytostatica Dosis cytostatica Manier van toediening Duur van de behandeling Combinatie van andere medicijnen Lichamelijke conditie 52 Sommige mensen hebben veel last van bijwerkingen en andere mensen haast niet. Als je veel last van bijwerkingen hebt, wil het nog niet zeggen dat de chemotherapie niet werkt. Door chemotherapie kun je last krijgen van de volgende bijwerkingen: • • • • • • • • • • Misselijkheid/braken Diarree Verstopping Mondproblemen Vermoeidheid Verminderde concentratie Spanningen Haaruitval (zie afbeelding) Infecties Bloedingen De meeste bijwerkingen zijn tijdelijk en vaak verminderen ze. (47) 53 Hoofdstuk 9 HPV-vaccinatie In Nederland krijgen ongeveer 700 vrouwen jaarlijks baarmoederhalskanker. Baarmoederhalskanker komt het meeste voor bij vrouwen tussen de 30 tot 55 jaar. Wanneer baarmoederhalskanker in een beginstadium wordt ontdekt, is de kanker vaak nog goed te behandelen. In hoofdstuk 3 hebben we verteld dat baarmoederhalskanker ontstaat uit cellen in het slijmvlies tussen de baarmoederhals en de baarmoedermond. Ook hebben we verteld dat iedere vrouw die baarmoederhalskanker krijgt langdurig een infectie met een hoog-risico HPV heeft gehad. Toen bekend werd dat HPV een rol speelde bij het ontstaan van baarmoederhalskanker, zijn er verschillende HPV-vaccins tot stand gekomen. Inmiddels zijn er in Nederland twee HPV-vaccins tegen de hoog-risico HPV-typen. Bij hoogrisico HPV-typen is er een verhoogde risico op baarmoederhalskanker. De twee vaccins baarmoederhalskanker zijn HPV-16 en HPV-18. Deze twee typen samen vormen 70% van alle gevallen van baarmoederhalskanker. Het vaccin is gemaakt om te voorkomen dat deze twee HPV-typen de baarmoeder infecteren. Het vaccin biedt nog geen 100% garantie tegen baarmoederhalskanker. (31) Vanaf september 2009 heeft de Gezondheidsraad besloten dat alle 12-jarige meisjes zich kunnen laten inenten tegen het HPV-vaccin. De meisjes worden op jonge leeftijd ingeënt, want deze meisjes zijn dan nog niet seksueel actief. Je kunt besmet raken met het virus door seksueel contact (zie figuur 29). Cervarix is het vaccin tegen baarmoederhalskanker. Hier zitten een soort dode restjes van het HPV-virus in. Als je deze inenting krijgt, gaat je lichaam afweerstoffen maken en als je het virus dan binnenkrijgt, zorgen de afweerstoffen ervoor dat het virus je lichaam uitgaat. Figuur 29 Cervarix (61) Het vaccin bestaat uit drie prikken, de drie prikken krijg je niet meteen achter elkaar, maar hier zit zes maanden tijd tussen. Je moet drie prikken hebben, want na één prik maakt het 54 afweersysteem nog niet voldoende afweerstoffen aan om goed beschermd te zijn tegen het virus. Bij elke volgende prik wordt het afweersysteem steeds meer versterkt tegen baarmoederhalskanker. (48, 49) Over het HPV-vaccin zijn in de media nog al wat discussies ontstaan. Sommige mensen zeggen dat het vaccin niet goed onderzocht is en anderen vinden de prikken juist wel goed. Hierdoor heeft het HPV-vaccin verschillende voor- en tegenstanders met zich meegebracht. Hieronder zie je voor- en tegenargumenten over het HPV-vaccin. Mensen die voor het inenten met het vaccin zijn geven deze argumenten: • Noodzakelijk Elk jaar zijn er weer 700 vrouwen die baarmoederhalskanker krijgen, 200 vrouwen sterven hier per jaar aan. De helft van de vrouwen die sterft aan baarmoederhalskanker komt niet bij de dokter voor een uitstrijkje. Doordat het HPVvaccin tot stand is gekomen krijgen de vrouwen die niet voor een uitstrijkje gaan meer bescherming tegen baarmoederhalskanker. • Werkzaamheid Het vaccin is alleen aangetoond voor de voorstadia van baarmoederhalskanker en dit vaccin dient niet voor de kanker zelf. Als je een HPV infectie hebt opgelopen duurt het 15 tot 20 jaar voordat baarmoederhalskanker tot stand kan komen. In de toekomst kun je dus beter resultaat krijgen door nu meisjes te inenten. • Veiligheid De gegevens van het vaccin zijn qua veiligheid goed bekeken. De bekeken gegevens geven geen reden tot ongerustheid. Veel gegevens komen uit de groep van 15 tot 26 jaar. Mensen die tegen het inenten met het vaccin zijn geven deze argumenten: • Noodzakelijk Nu sterven 200 vrouwen aan baarmoederhalskanker, maar er is een beter oproepsysteem voor uitstrijkjes gekomen en hierdoor is het aantal sterfte gevallen aan het dalen. In vergelijk met andere kankersoorten zijn 200 sterfgevallen relatief weinig. • Werkzaamheid De werkzaamheid is nog niet bewezen voor het ontstaan van kanker, want het HPVvaccin is nog niet zo lang in werking. 30% van de baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door HPV-typen waarop dit vaccin niet werkt. Je kunt niet zeggen of die 55 andere typen HPV in werking gaan, als er gevaccineerd wordt tegen HPV-16 en HPV18. De kans bestaat dat veel vrouwen geen uitstrijkje meer laten maken als zij gevaccineerd zijn, want deze vrouwen zullen denken dat ze al genoeg beschermd zijn, maar dit is niet bewezen. • Gevaar Het HPV-vaccin heeft gezorgd voor 100 doden en 500 meisjes zijn door het HPVvaccin verlamd geraakt. Dit komt omdat je te maken hebt met een verzwakt virus. • Niet levenslang Het is nu nog niet duidelijk hoe lang het HPV-vaccin werkt. Op dit moment wordt gezegd dat het vaccin tot tien jaar na de toediening werkt. Dat het vaccin nog niet levenslang werkt, is ook zo bij kinkhoest. Het biedt geen levenslange immuniteit tegen de besmetting. (50, 51, 52, 53) Uit deze voor- en tegenstanders kun je wel concluderen dat het HPV-vaccin niet geheel zonder risico is. Of je ingeënt wilt worden blijft nog steeds je eigen keus. Voorlopig is er nog geen vaccin dat beschermt tegen alle HPV-typen die baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. Ook zijn er nog veel onduidelijkheden over hoelang het vaccin bescherming biedt tegen baarmoederhalskanker. Er bestaat altijd nog een kleine kans dat je baarmoederhalskanker krijgt, ook als je de vaccinatie hebt gehad. Een uitstrijkje laten maken is uit voorzorg nog altijd het beste. De bijwerkingen van Cervarix zijn onderzocht en deze bijwerkingen bleken niet heel heftig en kort van duur te zijn. De bijwerkingen die zich kunnen voordoen zijn: • Pijnlijke, rode plek op plek waar het vaccin is toegediend • Vermoeidheid • Spierpijn • Hoofdpijn • Koorts Verder zijn er geen ernstige bijwerkingen naar voren gekomen. (54, 55) In het nieuws van de afgelopen week kwam naar voren dat er één prik minder nodig is tegen baarmoederhalskanker. De afweer van meisjes reageert beter op de vaccinaties tegen baarmoederhalskanker dan werd verwacht, daardoor kan één van de drie prikken worden geschrapt. Meisjes die voor hun 15de de vaccinatie hebben gehad, blijken aan twee prikken net zo veel bescherming te hebben als aan drie prikken. Als meisjes na hun 15de hun eerste inenting krijgen moet je wel drie prikken hebben gehad voor genoeg bescherming, want de afweer van die meisjes wordt minder snel opgebouwd (zie bijlage 20) (56) 56 Hoofdstuk 10 Conclusie Samengevat: Kanker is een aandoening die wordt gekenmerkt door de onbeheerste groei van weefsels. Bij een kwaadaardig gezwel delen de cellen zich snel en ongeremd. Per jaar wordt er bij ruim 700 vrouwen in Nederland baarmoederhalskanker geconstateerd en er overlijden jaarlijks tussen de 200 en 250 vrouwen aan deze aandoening. De oorzaak van baarmoederhalskanker blijkt een aanhoudende virusinfectie te zijn van het slijmvlies van de baarmoederhals. Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door bepaalde stammen van het humaan papillomavirus (HPV). Een virus dringt een gastheercel binnen en laat zijn nucleïnezuur naar binnen (het DNA of RNA). Het HPV-virus is een virus die er uit ziet als een regelmatig twintigvlak. Het heeft een rond dubbelstrengs DNA van ongeveer 7900 basenparen. HPV is een seksueel overdraagbare ziekte. Vaccineren kan door middel van actieve en passieve immunisatie. De onderzoeksmethodes voor baarmoederhalskanker bestaan uit het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker (het uitstrijkje) en de thuistest is in ontwikkeling. Na het laboratoriumonderzoek van het uitstrijkje worden de uitslagen gerangschikt door de Papclassificatie en de KOPAC-codering. Vrouwen laten geen uitstrijkje maken vanwege schaamte, maar zij vinden dit een ongemakkelijk idee. Als er kanker voorkomt in de familie laten vrouwen wel sneller een uitstrijkje maken. Het is niet het geval dat vrouwen voorkeur hebben om hun dochters te laten vaccineren als er kanker voorkomt in de familie. Er zijn vrouwen die laten hun dochter liever niet vaccineren, omdat er veel onduidelijkheden zijn. Vrouwen die dochters hebben en zich laten vaccineren gaan ook elke 5 jaar een uitstrijkje laten maken. Als de celkernen van een uitstrijkje vergroot zijn kun je wel de conclusie trekken dat de cellen niet gezond zijn. Maar het is niet zo dat de cellen dan verder uit elkaar liggen. Als de cellen zijn aangetast door een virus, ontsteking of een voorstadium van kanker dan kun je dit ook zien aan, bijvoorbeeld de draden die tussen cellen liggen en de aanwezigheid van bacteriën (stippels). De behandelingsmethoden voor baarmoederhalskanker zijn: operatie, bestraling en chemotherapie. Vanaf september 2009 heeft de Gezondheidsraad besloten dat alle 12-jarige meisjes zich kunnen laten inenten tegen het HPV-vaccin. Er zijn echter veel voor- en tegenargumenten voor het inenten. Wij hopen dat in de toekomst een nog betere bescherming tegen baarmoederhalskanker is ontwikkeld en dat er steeds minder vrouwen te maken krijgen met deze ziekte. 57 Literatuuropgave 1. http://preventie.kwfkankerbestrijding.nl/hoe-ontstaat-kanker/Pages/default.aspx 2. https://www.kanker.nl/bibliotheek/artikelen/792-kanker 3. http://nl.wikipedia.org/wiki/Kanker 4. http://www.beternahodgkin.nl/wat-is-hodgkin 5. https://www.kanker.nl/bibliotheek/artikelen/794-symptomen-van-kanker 6. http://nl.wikipedia.org/wiki/Vleesboom 7. http://nl.wikipedia.org/wiki/Cyste 8. http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/293/kanker.html 9. http://www.tegenkanker.nl/kanker/over-kanker/goedaardig-of-kwaadaardig.html 10. https://www.kanker.nl/bibliotheek/artikelen/1418-uitzaaiingen 11. Biologie voor jou havo A, hoofdstuk DNA 12. Boekje KWF kankerbestrijding ‘Uitzaaiingen bij kanker’. 13. https://www.kanker.nl/bibliotheek/immunotherapie/behandeling/741immunotherapie 14. http://blog.ronnieschuurbiers.nl/2013/01/de-rol-van-humaan-papillomavirus-inhumane-cervixcarcinoom/ 15. http://www.fertiliteit.info/content/fertiliteit/zaadcel-naar-eicel.asp 16. http://www.medicinfo.nl/%7Bc91b08d2-3632-4fd8-90ae-44c85c345e87%7D 17. http://nl.wikipedia.org/wiki/Baarmoederhals 18. http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/57398-baarmoederhalskankersymptomen-oorzaken-en-behandeling.html 19. http://www.ingelicht.be/risicofactoren-baarmoederhalskanker 20. http://nl.wikipedia.org/wiki/Baarmoederhalskanker#Risicofactoren 21. http://www.microbiologie.info/bouw%20van%20een%20virus.html 22. http://www.microbiologie.info/faagvermeerdering.html 23. http://blog.ronnieschuurbiers.nl/2013/01/de-rol-van-humaan-papillomavirus-inhumane-cervixcarcinoom/ 24. http://www.tegenkanker.be/hpv 25. http://nl.wikipedia.org/wiki/Humaan_papillomavirus 26. http://www.baarmoederhalskankeronline.nl/hoe_ontstaat_het/loop_je_ook_risico.a spx 27. ABC van het Uitstrijkje – Mathilde E. Boon 28. http://www.spmsd.nl/324/Wat-zijn-vaccins.html 29. http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/46002-wat-doet-een-vaccinatie.html 30. http://nl.wikipedia.org/wiki/Vaccineren 31. Boekje KWF kankerbestrijding Vroege Ontdekking van baarmoederhalskanker 32. http://www.southerncytologysociety.com/ 33. http://nl.wikipedia.org/wiki/Trichomonas_vaginalis 34. http://en.wikipedia.org/wiki/Clue_cell 58 35. http://www.myhousecallmd.com/tag/gardnerella-vaginalis/ 36. http://www.southerncytologysociety.com/web_images/candida2.jpg 37. http://cytologystuff.com/du/study/section3.htm 38. http://www.nationalezorggids.nl/zorg-algemeen/nieuws/18043-schippers-komtmet-thuistest-baarmoederhalskanker.html 39. http://www.jeugdengezinutrecht.nl/showsite.asp?map_id=613907 40. http://www.ouders.nl/artikelen/moet-ik-mijn-dochter-nu-wel-of-niet-laten-inenten 41. http://www.ziekenhuis.nl/onderzoek-diagnose/u/uitstrijkje-van-debaarmoederhals/item722 42. http://www.hln.be/hln/nl/33/FitGezond/article/detail/1238052/2011/03/18/Thuiste st-helpt-schaamte-voor-uitstrijkje-te-overwinnen.dhtml 43. http://www.gardnerella.nl/ 44. http://www.candida.nl/?content=2 45. Boekje KWF kankerbestrijding ‘Baarmoederhalskanker’. 46. Boekje KWF kankerbestrijding ‘Radiotherapie’ 47. Boekje KWF kankerbestrijding ‘Chemotherapie’. 48. http://www.dokterdokter.nl/gezondheid/schoolkind/22763/hpv-vaccinatie-wel-ofniet-doen 49. http://www.apotheek.nl/Medische_informatie/Medicijnen/Producten/Cervarix.aspx ?mId=10704&rId=2194 50. http://www.dedoc.nl/huisarts_de_doc_hpv_vaccinatie.htm 51. http://zaplog.nl/zaplog/article/de_nadelen_van_het_vaccin_tegen_baarmoederhalsk anker 52. http://www.wijwordenwakker.org/content.asp?m=m4&s=M22&ss=P1876&l=NL 53. http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinkhoest 54. http://www.dokterdokter.nl/gezondheid/schoolkind/22763/hpv-vaccinatie-wel-ofniet-doen 55. http://www.rivm.nl/Onderwerpen/R/Rijksvaccinatieprogramma/De_ziekten/Baarmo ederhalskanker 56. http://www.nieuws.nl/algemeen/20140128/Een-prik-minder-nodig-tegenbaarmoederhalskanker 57. Cytopathology – Behdad Shambayati (uitgever Oxford University) 58. http://www.bompas-hoekje.be/kankers/ 59. http://www.avl.nl/behandelingen/radiotherapie-bij-gynaecologische-kanker/ 60. http://plazilla.com/wat-een-chemotherapie-met-je-doet 61. http://www.pharmamarketeer.nl/tag/cervarix/ 59 Nawoord Nu we kijken naar het resultaat van het profielwerkstuk, zijn we trots op wat we bereikt hebben. We hebben veel tijd en energie in ons profielwerkstuk gestoken. Met plezier hebben wij aan het profielwerkstuk gewerkt. Van het profielwerkstuk hebben we veel geleerd, we weten nu meer over het onderwerp baarmoederhalskanker en alle bevolkingsonderzoeken en vaccinaties die er bestaan. Door het practicum zijn we er mede achter gekomen hoe ze onderzoek van uitstrijkjes in het laboratorium uitvoeren. Na het uitvoeren van het practicum wisten we hoe de PAP-kleuring werkt en hoe de verschillende stappen worden uitgevoerd in het laboratorium. Ook hebben we geleerd hoe we de cellen van de baarmoederhals kunnen beoordelen. Het doen van dit practicum vonden we daarom erg leerzaam. Doordat we ook breder zijn gaan kijken naar het onderwerp, zijn we ook meer te weten gekomen over bijvoorbeeld kanker in het algemeen en hoe een virus en het afweersysteem werkt. De ervaringen die we opgedaan hebben tijdens het maken van een profielwerkstuk kan ons helpen bij volgende werkstukken/praktische opdrachten op het hbo. Voor het profielwerkstuk wisten we nog niet goed hoe we bijvoorbeeld de bronvermelding moesten regelen en hoe het zat met bijlagen, terwijl we dit nu wel weten. Door de samenwerking hebben we ook dingen van elkaar geleerd, hoe we bepaalde informatie konden sorteren op nodige en bruikbare informatie en informatie waar we eigenlijk niet veel mee kunnen. In de toekomst is het belangrijk, dat als we weer een vergelijkbaar werkstuk of opdracht moeten maken, dat we weer een goede taakverdeling hebben. Door de taakverdeling konden we allebei op ons eigen moment met het profielwerkstuk thuis aan het werk. We hebben ook veel samen aan hoofdstukken kunnen werken. De combinatie van zelf werken en samen werken heeft bij ons goed geholpen. We zijn nog steeds blij dat we mevrouw Bosma als begeleider hadden gekozen. We hebben goede begeleiding gehad van mevrouw Bosma. We kregen duidelijke instructies, zoals manieren van bronvermelding en het verwijzen naar figuren bij de tekst. Ook kregen we wel de vrijheid om onze eigen ‘deadlines’ te stellen. We vonden het fijn dat we tussendoor al dingen konden opsturen en verbeteren als we een bepaald deel hadden afgemaakt. Ook willen we graag Jenny Meijer-Wierenga van het bètasteunpunt van de Hanze Hogeschool bedanken en Sharon Oosterhuis, Inez van Zuiden & Mies Oude Avenhuis voor het mogelijk maken van ons practicum. Bedankt voor het lezen van ons profielwerkstuk over baarmoederhalskanker. Wij hopen dat u het met plezier gelezen heeft en dat u nu meer weet over het onderwerp. 60 Logboeken Naam: Nienke Datum Tijd Wat heb ik gedaan? 12-03-2013 3 uur 12-03-2013 t/m 11-04-2013 3 uur 07-04-2013 1 uur 03-05-2013 30 minuten 18-05-2013 20 minuten 20-05-2013 20 minuten 16-05-2013 2 uur 02-06-2013 30 minuten 26-06-2013 2 uur Naar de PWS-presentatieavond Nagedacht over onderwerp, kijken naar voldoende informatie, profiel vak, met wie samen, begeleider zoeken Op internet ideeën gezocht voor het onderzoek Mail sturen naar RIVM en het UMCG met Sietske Mail sturen naar KWF met Sietske Mail gestuurd naar drie artsen van het UMCG met Sietske Hoofdstukindeling maken en gekeken naar de informatie over die onderwerpen op internet Onderzoeksvragen/hypotheses gemaakt met Sietske Informatie opgezocht 28-06-2013 30 minuten 13-07-2013 1 uur 14-07-2013 20 minuten 09-08-2013 1 uur en 20 minuten 09-08-2013 4 uur 08-09-2013 10 minuten 24-09-2013 30 minuten Mail gestuurd naar arts die ons wou helpen met een onderzoek met Sietske Afspraken gemaakt, enquête verbeterd, logboek in een bestand gezet en naar elkaar toesturen Mail gestuurd naar dokter arts met hypothese en enquête, gevraagd naar haar mening Enquêtes, meerkeuzevragen maken en kopiëren in het dorp Enquêtes uitdelen in de stad Groningen Hoofdstukken verdelen met Sietske Informatie schrijven en zoeken Hoofstuk 2 61 28-09-2013 17-10-2013 Informatie schrijven en zoeken Hoofdstuk 2 45 minuten Informatie schrijven en zoeken Hoofstuk 2 4 uur Informatie schrijven en zoeken Hoofdstuk 2 Totaal: 6 x 15 = 1 uur en 30 6 Gesprekjes met begeleider minuten 15 minuten Gesprekje met begeleider 21-10-2013 2 uur en 30 minuten 07-11-2013 15 minuten 08-11-2013 50 minuten 11-11-2013 7 uur 12-11-2013 15 minuten 13-11-2013 50 minuten 15-11-2013 50 minuten 20-11-2013 50 minuten 23-11-2013 2 uur en 30 minuten Resultaten Enquête verwerken met Sietske Resultaten Enquête verwerken met Sietske Resultaten Enquête verwerken met Sietske Hoofdstuk 6 27-11-2013 50 minuten Hoofdstuk 6 29-11-2013 50 minuten Hoofdstuk 6 29-11-2013 30 minuten Hoofdstuk 6 afmaken 04-12-2013 50 minuten Hoofdstuk 7 05-12-2013 20 minuten Gesprekje met begeleider 06-12-2013 50 minuten Hoofdstuk 7 18-12-2013 50 minuten Hoofdstuk 7 19-12-2013 15 minuten Gesprekje met begeleider 29-09-2013 13-10-13 45 minuten Naar de Hanze Hogeschool overleggen over practicum en voorbereiden met studenten Gesprekje met begeleider Resultaten Enquête verwerken met Sietske Naar de Hanze Hogeschool practicum uitvoeren PAPkleuring op cervixcellen Gesprekje met begeleider 62 27-12-2013 3 uur en 15 minuten Hoofdstuk 7 + Hoofdstuk 6 veranderen Hoofdstuk 7 veranderen 22-01-2014 50 minuten 28-1-2014 3 uur en 30 minuten Informatie schrijven en zoeken Hoofdstuk 8 29-01-2014 50 minuten Voorwoord Sietske 29-01-2014 1 uur en 30 minuten Informatie schrijven en zoeken Hoofdstuk 9 31-01-2014 2 uur en 30 minuten Informatie schrijven en zoeken Hoofdstuk 9 05-02-2014 50 minuten Hoofdstuk 1 Inleiding 07-02-2014 50 minuten Hoofdstuk 10 Conclusie 08-02-2014 3 uur Inhoudsopgave, bronvermelding, etc. TOTAAL 66 uur schrijven met 63 Naam: Sietske Datum Tijd Wat heb ik gedaan? 12-03-2013 3 uur 12 – 03 – 2013 t/m 11 – 04 - 2013 3 uur 07-04-2013 1 uur 03-05-2013 30 minuten 18-05-2013 20 minuten 20-05-2013 20 minuten 25-05-2013 1 uur Naar de PWS-presentatieavond Nagedacht over onderwerp, kijken naar voldoende informatie, profielvak, met wie samen, begeleider zoeken Op internet ideeën gezocht voor het onderzoek Mail sturen naar RIVM en het UMCG met Nienke Mail sturen naar KWF met Nienke Mail gestuurd naar drie artsen van het UMCG met Nienke Enquête gemaakt 02-06-2013 30 minuten 26-06-2013 2 uur 28-06-2013 30 minuten 12-07-2013 30 minuten 13-07-2013 1 uur 09-08-2013 1 uur en 20 minuten 09-08-2013 4 uur 08-09-2013 10 minuten 08-09-2013 10 minuten 09-09-2013 Totaal: 6 x 15 = 1 uur en 30 6 Gesprekjes met begeleider minuten 50 minuten Hoofdstuk 3 20-09-2013 2 uur en 30 minuten Onderzoeksvragen/hypotheses gemaakt met Nienke Informatie opgezocht Mail gestuurd naar arts die ons wou helpen met een onderzoek met Sietske Naar de bibliotheek geweest om te vragen naar een boek over baarmoederhalskanker en gereserveerd Afspraken gemaakt, enquête verbeterd, logboek in een bestand gezet en naar elkaar toesturen Enquêtes, meerkeuzevragen maken en kopiëren in het dorp Naar Groningen enquêtes uitdelen Hoofdstukken verdelen met Nienke Mailen Bètasteunpunt Hanze Hoofdstuk 3 64 12-09-2013 15 minuten Gesprekje met begeleider 30-09-2013 1 uur Hoofdstuk 3 03-10-2013 15 minuten Gesprekje met begeleider 06-10-2013 30 minuten Hoofdstuk 3 14-10-2013 1 uur Hoofdstuk 4 17-10-2013 15 minuten Gesprekje met begeleider 21-10-2013 2 uur en 30 minuten 07-11-2013 15 minuten Naar de Hanze Hogeschool overleggen over practicum en voorbereiden met studenten Gesprekje met begeleider 08-11-2013 50 minuten 11-11-2013 7 uur 12-11-2013 15 minuten 13-11-2013 50 minuten 15-11-2013 50 minuten 19-11-2013 2 uur en 30 minuten 20-11-2013 50 minuten 23-11-2013 2 uur en 30 minuten Resultaten Enquête verwerken met Nienke Hoofdstuk 6 27-11-2013 1 uur Hoofdstuk 6 04-12-2013 50 minuten Hoofdstuk 7 05-12-2013 20 minuten Gesprekje met begeleider 06-12-2013 50 minuten Hoofdstuk 7 18-12-2013 50 minuten Hoofdstuk 7 19-12-2013 15 minuten Gesprekje met begeleider 27-12-2013 3 uur en 15 minuten 28-12-2013 4 uur Hoofdstuk 7 + Hoofdstuk 6 veranderen Hoofdstuk 5 Resultaten Enquête verwerken met Nienke Naar de Hanze Hogeschool practicum uitvoeren PAPkleuring op cervixcellen Gesprekje met begeleider Resultaten Enquête verwerken met Nienke Resultaten Enquête verwerken met Nienke Hoofdstuk 4 65 22-01-2014 1 uur Hoofdstuk 7 verbeteren 28-01-2014 1,5 uur 29-01-2014 2 uur Hoofdstuk 6 verbeteren – bijlage met tabellen bij hoofdstuk 6 maken Voorwoord en Nawoord 29-01-2014 1 uur Hoofdstuk 4 en 5 verbeteren 30-01-2014 15 minuten Gesprekje met begeleider 04-02-2014 1 uur en 30 minuten 05-02-2014 50 minuten Voorwoord en Nawoord verbeteren Hoofdstuk 1 Inleiding 07-02-2014 50 minuten Hoofdstuk 10 Conclusie 08-02-2014 3 uur Inhoudsopgave, bronvermelding etc. TOTAAL 66 uur 66 Bijlagen 1.Wat is uw leeftijd? Leeftijd 20 t/m Leeftijd 31 t/m Leeftijd 41 t/m Leeftijd 50 jaar 30 jaar 40 jaar 50 jaar of hoger Totaal aantal: 20 vrouwen 104 vrouwen 16 vrouwen 38 vrouwen 30 vrouwen 2. Heeft u te maken (gehad) met kanker in de familie? Zo ja, welke soort? Totaal aantal: 104 vrouwen Ja Nee 62 vrouwen 42 vrouwen 3. Soort kanker Totaal Prostaatkanker aantal: 62 vrouwen Aantal keren voorkomen 10 Longkanker 7 Borstkanker 35 Baarmoederhalskanker 4 Darmkanker 16 Alvleesklierkanker 2 Huidkanker 6 Botkanker 4 Maagkanker 1 Leukemie 1 67 Baarmoederkanker 6 Leverkanker 2 Nierkanker 1 Eierstokkanker 4 Kaakkanker 1 4. Heeft u kinderen? Totaal aantal: 104 vrouwen Ja Nee 94 vrouwen 10 vrouwen Ja Nee 88 vrouwen 6 vrouwen 5. Heeft u dochters? Totaal aantal: 94 vrouwen 6. Heeft u voorkeur uw kind(eren) voor de HPV-vaccinatie te laten inenten? Totaal aantal: 88 vrouwen Ja Nee 52 vrouwen 36 vrouwen 7. Reden voorkeur ja Ik vind het belangrijk Totaal aantal: vrouwen 52 34 vrouwen Op advies van familie Op advies van de of vrienden dokter 12 vrouwen 6 vrouwen 68 8. Reden voorkeur nee Ik vind het Ik wil het nog Er zijn/waren veel Dokter raadt Anders, niet nodig afwachten onduidelijkheden het af namelijk Totaal aantal: 4 vrouwen 36 vrouwen 5 vrouwen 11 vrouwen 4 vrouwen 12 vrouwen Anders, namelijk: (meest voorkomende antwoorden) - Dochter is volwassen Staat achter keuze van de dochter, dochter wou zelf niet De kans op deze kanker is heel klein en de gevolgen op lange termijn zijn nog niet duidelijk Dochter verwacht niet seks te hebben met veel verschillende partners. 9. Gaat u elke 5 jaar naar de huisarts om een uitstrijkje te laten maken? Totaal aantal: 104 vrouwen Ja Nee 94 vrouwen 10 vrouwen 10. Reden ja Ik vind het niet Er komt kanker Op advies nodig in de familie dokter voor Totaal aantal: 66 vrouwen 94 vrouwen 12 vrouwen van 12 vrouwen de Anders, namelijk 4 vrouwen 11. Reden nee Totaal aantal: 10 vrouwen Vanwege schaamte Ik vind het Ik vind het niet Anders, onprettig nodig namelijk 0 vrouwen 2 vrouwen 2 vrouwen 6 vrouwen 69 Anders, namelijk ja: (meest voorkomende antwoorden) -Leeftijd te oud of te jong, maar wel gedaan -Voor de zekerheid Anders, namelijk nee: -Leeftijd te oud of te jong 12. Denkt u dat een uitstrijkje een zinvolle methode is om baarmoederhalskanker te voorkomen? Waarom denkt u dit? Totaal aantal: 104 vrouwen Ja Nee 100 vrouwen 4 vrouwen 13. Reden ja Vroegtijdig constateren Dan moeten Het is de enige Anders laat Overig van wel alle methode een vrouw zich niet snel baarmoederhalskanker vrouwen controleren reageren op een oproep Totaal 90 vrouwen aantal: 100 vrouwen 2 vrouwen 4 vrouwen 2 vrouwen 2 vrouwen Een vrouw reageerde dit: Zeker zinvol, misschien vind ik 1x per 5 jaar te weinig en zouden ze ook eerder moeten starten met de controles (vanaf 25 jaar?). Het is belangrijk om er zo vroeg mogelijk bij te zijn. Reden nee Geen redenen aangegeven, willen anoniem blijven. 70 14. Vind u de thuistest een goed idee? Wat is uw reden hiervoor? Totaal aantal: 104 vrouwen Ja Nee 46 vrouwen 58 vrouwen 15. Reden ja Minder Verschil ongemakkelijk culturen dan bij de dokter Totaal aantal: 20 vrouwen 46 vrouwen in Groter bereik, dus Overig meer mensen worden getest 2 vrouwen 14 vrouwen 10 vrouwen Overig: Jawel, maar de vraag is of die personen bij een positieve test dan wel naar de huisarts gaan. Ja, zo kan een vrouw eerst rustig zelf verwerken als er iets is. Ze kan dan na tijd naar een huisarts om een behandel plan te maken. 16. Reden nee Het moet door een Onnodige arts gebeuren, angst thuistest in onbetrouwbaar Totaal aantal: vrouwen 58 40 vrouwen 8 vrouwen onrust, Niet volledig genoeg 10 vrouwen 17. Laten vrouwen bij wie kanker in de familie voorkomt, een uitstrijkje maken? Totaal aantal: 62 vrouwen Ja Nee 58 vrouwen 4 vrouwen 71 18. Hebben vrouwen de voorkeur om hun kind te laten vaccineren als er kanker voorkomt in de famlie? Ja Totaal aantal: vrouwen 62 34 vrouwen Nee Geen kinderen, niet van toepassing 24 vrouwen 4 vrouwen 19. Laat een vrouw die een dochter heeft en voorkeur heeft haar te laten vaccineren elke 5 jaar een uitstrijkje maken? Totaal aantal: 52 vrouwen Ja Nee 52 vrouwen 0 vrouwen 72 20. Een prik minder baarmoederhalskanker nodig tegen Gepubliceerd: 28 jan 2014 07:04 Laatste update: 28 jan 2014 07:27 Algemeen De afweer van meisjes onder de 15 jaar reageert beter op de vaccinaties tegen baarmoederhalskanker dan werd verwacht. Hierdoor kan een van de drie HPV-vaccinaties worden geschrapt. Dat schrijft De Telegraaf. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu zou de maatregel dinsdag aankondigen. Vanaf deze week krijgen meisjes die dit jaar 13 worden op de priklocatie te horen dat ze één prik minder nodig hebben. Sinds de invoering van de prik in 2010 kregen meisjes drie prikken. Meisjes die voor hun vijftiende beginnen, blijken aan twee prikken net zo veel bescherming te hebben als aan drie. Dit gaat echter niet op voor meisjes die hun eerste inenting na hun vijftiende kregen. Die bouwen hun afweer minder snel op. Dat minder prikken nodig zijn is niet alleen goed nieuws voor de meisjes. Het levert de staat ook geld op. Goed schoonmaken Het HPV-virus kan overgedragen worden tijdens onbeschermde seks, met name bij een slechte hygiëne van de penis. Bij de invoering van het vaccin in 2009 kwam het tot een conflict tussen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en onder meer de Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken, die meisjes opriep zich niet te laten vaccineren. De vereniging stelde dat de risico's op lange termijn niet helder zijn. Maar het RIVM wees erop dat veel onderzoek is gedaan, al werd wel aangegeven dat risico's nooit zijn uit te sluiten.(56) Zie ook dossiers Anticonceptie & soa's Zorgstelsel en Seksualiteit. 73 21. Enquête voorkomen van baarmoederhalskanker (HPV-vaccinatie en uitstrijkje) 1. Wat is uw leeftijd? …………….............................................................................................................................................. 2. Heeft u te maken (gehad) met kanker in de familie? o Ja, welke soort? ……………………………………………………………………………………………………………… o Nee 3. Heeft u kinderen? o Ja, ga naar vraag 4 o Nee, ga naar vraag 6 4. Heeft u dochters? o Ja o Nee 5. Heeft u voorkeur uw kind(eren) voor de HPV-vaccinatie te laten inenten? o Ja, omdat: O Ik vind het belangrijk O Op advies van familie of vrienden O Op advies van de dokter O Anders, namelijk…………………………………….. o Nee, omdat: O Ik vind het niet nodig O Er zijn/waren veel onduidelijkheden O Ik wil het nog afwachten O Dokter raadt het af O Anders, namelijk ……………………………………………………………………………………… 6. Gaat u elke 5 jaar naar de huisarts om een uitstrijkje te laten maken? o Ja, omdat: O Ik vind het belangrijk O Op advies van de dokter O Er komt kanker in de familie voor O Anders, namelijk…………….……………… o Nee, omdat: O Vanwege schaamte O Ik vind het niet nodig O Ik vind het onprettig O Anders, namelijk ……………………………………. 7. Denkt u dat een uitstrijkje een zinvolle methode is om baarmoederhalskanker in een eerder stadium op te sporen? Waarom denkt u dit? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… De Gezondheidsraad adviseert om vrouwen die niet op een uitnodiging en herinneringen reageren, een thuistest aan te bieden. Met een thuistest kunnen vrouwen zelf een “uitstrijkje” maken en opsturen naar het laboratorium. Daar wordt het getest op HPV (de typen die baarmoederhalskanker veroorzaken.) Er is wel een nadeel aan deze thuistest. Er kan alleen maar gekeken worden of er HPV aanwezig is. En niet of er relevante afwijkende cellen zijn. Als uit de thuistest blijkt dat een vrouw HPVpositief is, moet zij een uitstrijkje laten maken bij de huisarts om te kijken of ze ook afwijkende cellen heeft. De minister moet nog een besluit nemen over het inzetten van de thuistest. 8. Vind u de thuistest een goed idee? Wat is uw reden hiervoor? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hartelijk dank voor uw medewerking. 74